Selectie van zaailingen

De windschermen werden herplant in de Shiraki-vallei om winderosie tegen te gaan. Tijdens bijna tien jaar testen met een breed scala aan soorten werden robuuste bomen en struiken geïdentificeerd. Lokale soorten die de vochtige en de extreem droge en hete jaren overleefden, werden geselecteerd voor Shiraki. Lokale kwekerijen leverden hun zaailingen (in containers). Hieronder volgt een lijst van soorten met een goede overlevingskans in Shiraki:

Struiken voor buitenste rijen: Amygdalus communis, overlevingskans: 40-80%; Koelreuteria paniculata, overlevingspercentage: 50-90%; Elaeagnus angustifolia, overlevingskans: 35-70%; Pistacia mutica, overlevingskans: 70-90%; Pyrus caucasica, overlevingskans: tot 80%, Prunus armeniaca, overlevingskans: 65-75%.

Bomen voor de middelste rij: Robinia pseudoacacia, overlevingspercentage: 50-75%; Fraxinus excelsior, overlevingskans: 40-55%; Celtis australis subsp. caucasica (syn. Celtis caucasica), overlevingskans: 50-80%; Ulmus minor, overlevingskans: 50-80%.

De meeste van deze bomen en struiken zijn vruchtdragend, droogtetolerant en worden vaak aangeplant om bodemerosie tegen te gaan in dorre gebieden.

Jonge zaailingen moeten de eerste twee jaar minstens 2-4 keer per jaar water krijgen met telkens 5-10 liter.

Zaden worden verzameld in grotere rehabilitatiegebieden (bij voorkeur van bomen en struiken die recente droogtes overleefd hebben) om de juiste herkomst en aanpassing aan de specifieke ecologische omstandigheden van de site te garanderen.

De zaden moeten professioneel geprepareerd worden voor aanplant in een kwekerij.

De experimenten met de teelt van amandelen en wilde abrikozen door zaaien waren succesvol. Minder succesvol, maar nog steeds aan te bevelen, was de teelt van pistache door zaaien.

Als zaailingen over lange afstanden moeten worden vervoerd, moeten ze in speciale bakken worden gekweekt om een goede ontwikkeling van het wortelsysteem te garanderen en transportschade te minimaliseren. Als de zaailingen dicht bij de plantlocatie worden geteeld en het transport kort duurt, kunnen ze ook met blote wortel worden opgekweekt.

De ervaring leert dat de meeste planten na vier jaar veilig en volledig zelfvoorzienend zijn.