 
Citizen-science-monitoring voor een diersoort met een lage dichtheid om landelijke monitoring en grotere inclusiviteit te verbeteren
 
          Het tellen van soorten met een natuurlijke lage dichtheid, die wijdverspreid en territoriaal voorkomen, in ons geval de bedreigde zuidelijke grondneushoornvogel (SGH: Bucorvus leadbeateri), is moeilijk. In Zuid-Afrika ontdekten we dat traditionele atlasgegevens gebieden waar vogelaars liever niet gaan vogelen/atlassen (afgelegen plattelandsgebieden/in als gevaarlijk beschouwde gebieden) sterk ondervermelden. Weten waar SGH voorkomt, en wat de populatiestatus is, is echter een fundamentele eerste stap naar goede bescherming. We hebben met succes een vierjarig monitoringprogramma uitgevoerd met behulp van citizen-science. Door lokale kampioenen te vragen een WhatsApp-groep te starten om SGH in hun gebied te rapporteren via hun eigen netwerken, konden we een groter deel van de samenleving bereiken, mensen met een culturele associatie met SGH, maar die misschien nooit hebben overwogen om burgerwetenschapper te worden, bijvoorbeeld taxichauffeurs. Het gebruik van een eenvoudig platform zoals WhatsApp, in plaats van een vogel-app, ondersteunde dit. We vonden bijna het dubbele van de eerder geschatte populatie (van 567 naar 920 groepen) en kunnen nu gericht actie ondernemen voor natuurbehoud.
Invloeden
Door een bredere sector van de samenleving te inspireren dan diegenen die gewoonlijk bijdragen aan vogelverspreidingskaarten in Zuid-Afrika, vonden we het dubbele aantal grond-hoornvogelgebieden/ pentad rastervierkanten. Deze gegevens kunnen nu worden opgenomen in nationale milieueffectrapportages en deze nieuwe gebieden kunnen nu worden opgenomen in ons Community Custodianship Programme. Meer mensen kunnen worden betrokken bij citizen-science, en iedereen met Whatsapp kan gegevens bijdragen (aantal vogels, locatie pin, foto). In ruil daarvoor sturen we regelmatig berichten met feiten over de grondeendors, bedreigingen en mitigaties. Dit heeft op zijn beurt geleid tot een betere rapportage van zieke of gewonde vogels, sterfgevallen en nieuwe en opkomende bedreigingen. We hebben alle gegevens verzameld (20 565 records voor Zuid-Afrika) en hebben nu een nationale database van de verspreiding en populatiestatus van de soort. We kunnen nu populatietrends in de loop van de tijd volgen, gebieden vinden waar dringend moet worden ingegrepen en waar beschermingsmaatregelen de populatie-uitbreiding ondersteunen. We kozen voor vier jaar omdat we binnen deze periode een sub-adulte kunnen verouderen en zo uit foto's extra gegevens kunnen halen over de huidige en vroegere productiviteit van de groep. Deze methode is effectief voor niet-migrerende soorten waarvan het gemiddelde territorium/thuis-scharrelgebied bekend is. Dit project maakt deel uit van het IUCN Save Our Species African Wildlife initiatief, dat medegefinancierd wordt door de Europese Unie.
 
 
               
               
               
               
 
                                     
