Publiek bewustzijn over het behoud van milieu en biodiversiteit

Betrokkenheid en deelname van de gemeenschap zijn belangrijke bouwstenen voor het succes en de duurzaamheid van een project. Dit hangt in grote mate af van de mate waarin de gemeenschap zich bewust is van het project zelf, de beoogde voordelen, de begunstigden en de levensvatbaarheid op de lange termijn. Bewustwording rond nieuwe beschermde gebieden, herziene wetten/reguleringen, beschermingsovereenkomsten met de gemeenschap, etc. is ook een sleutelelement voor effectieve handhaving en interdictie, en om ervoor te zorgen dat de gemeenschap zich houdt aan de beschermingsplannen.

  • Creëren en verspreiden van boodschappen die begrijpelijk zijn voor de lokale bevolking, gebruikmakend van de juiste spreektaal (inclusief media zoals radio die geen universele geletterdheid vereisen)
  • Een groter bewustzijn van de voordelen van milieubehoud versterkt het gevoel van eigendom van de gemeenschappen over de geplante zaailingen.
  • Lokale gemeenschapsautoriteiten spelen een cruciale rol bij het betrekken van de leden van de gemeenschap en zorgen er op consensuele wijze voor dat de overeengekomen regels worden nageleefd.
  • Ontbossing en verlies van biodiversiteit vinden plaats in situaties waarin lokale gemeenschappen zich onvoldoende bewust zijn van het belang van bossen voor het behoud van biodiversiteit en duurzame middelen van bestaan.
  • Beperkte alternatieve bronnen van inkomsten leiden tot niet-duurzaam gebruik van bosbestanden en andere factoren, zoals een zwakke handhavingscapaciteit om misdaden tegen in het wild levende dieren en bossen te beperken.
  • Gemeenschappen zijn bereid om te veranderen als ze haalbare opties krijgen, zoals bleek uit de overstap naar duurzame rijstproductie, waardoor de druk om bosgrond te gebruiken voor landbouwproductie afnam.
  • Willen initiatieven effectief, levensvatbaar en duurzaam zijn, dan moeten er economische alternatieven voor het gebruik van boshulpbronnen worden geboden, ter compensatie van de verliezen die worden geleden als gevolg van de beperkingen die worden opgelegd aan het gebruik van de boshulpbronnen.