Internationale interdisciplinaire en multidisciplinaire teams bouwen

Het gebruik van deze interdisciplinaire en multidisciplinaire teams creëert rijkere dialogen en verbreedt de reikwijdte van de discussie in een project als Connecting Practice, terwijl ook de nadruk wordt gelegd op verschillende contexten en benaderingen van natuurbehoud en beheerpraktijken.

In alle fasen van Connecting Practice is geprobeerd om de veldwerkteams uit te breiden met deelnemers met verschillende professionele en educatieve achtergronden, waaronder archeologen, landbouwkundigen, landschapsarchitecten, geografen, ecologen, antropologen, geologen, natuur- en sociale wetenschappers. In de meeste gevallen hebben deze professionals eerder gewerkt voor of samengewerkt met IUCN en ICOMOS, vaak met een focus op Werelderfgoed. In elke fase werd samengewerkt met sitebeheerders, lokale erfgoedorganisaties en nationale/regionale vertegenwoordigers.

Fase III in het bijzonder betrok grotere groepen mensen uit de praktijk en internationale partners in hedendaagse domeinen om nieuwe facetten van de interconnectie tussen natuur en cultuur te onderzoeken en om allianties op te bouwen tussen internationale erfgoedprogramma's. Dit omvatte ook de integratie van professionals die betrokken zijn bij het behoud van de natuur en de cultuur. Dit omvatte de integratie van professionals die betrokken waren bij het GIAHS-programma, namelijk een landbouwingenieur en een ecoloog, in de veldwerkteams.

Het succes van deze bouwsteen is afhankelijk van directe en consistente interactie tussen multi- en interdisciplinaire partnerschappen en relaties. Dit houdt in dat lokale focal points en experts direct betrokken moeten zijn; dat workshops gebruikt moeten worden als platform voor discussies, voortdurende terugkoppeling van activiteiten en reflecties op geleerde lessen; dat er gemeenschappelijke taakomschrijvingen opgesteld moeten worden om een gezamenlijke focus te ondersteunen; dat er deelgenomen moet worden aan veldwerk en discussies tijdens bezoeken ter plaatse; en dat er samengewerkt moet worden bij het schrijven van een gemeenschappelijk eindrapport.

  1. Door te zorgen voor diverse achtergronden van deelnemers en partners, waaronder lokale vertegenwoordigers, locatiemanagers en deskundigen, wordt een holistische, zinvolle discussie en een beter begrip van de locatie mogelijk.
  2. Diverse teams zorgen voor gevarieerde visies en bieden nieuwe perspectieven om discussies te verrijken en een dynamischer en holistischer beeld van een geselecteerd object te creëren.
  3. Workshops stimuleren samenwerking, discussie en meer interactie. Naast de internationale workshops Connecting Practice werden bijeenkomsten op locatie gebruikt om een bredere discussie en meer uiteenlopende resultaten te bevorderen.
  4. Een gemeenschappelijk referentiekader dat voorafgaand aan het werk op locatie werd ontwikkeld, creëert een gezamenlijke focus voor specifieke resultaten en doelen. Het schrijven van gemeenschappelijke rapporten moedigt collectieve en gezamenlijke discussies tussen teamleden aan, waardoor deelnemers uiteenlopende meningen kunnen uiten en een gemeenschappelijk en geaccepteerd eindproduct kunnen ondersteunen.
  5. Geïdentificeerde synergieën en uitdagingen voor een geharmoniseerde aanpak voor behoud van de locatie moeten worden gedeeld en uitgewisseld door alle groepen om collectief leren mogelijk te maken.