Karakterisering van het referentie-ecosysteem en definitie van de aantastingsniveaus
Het doel van deze bouwsteen is om technische teams te voorzien van de biologische parameters die nodig zijn om de huidige staat van een ecosysteem te bepalen (mate van degradatie) en de gewenste staat (gezond) om de juiste herstelmaatregelen te bepalen die in dat specifieke ecosysteem moeten worden geïmplementeerd; we zullen bijvoorbeeld het geval van het Guatemalteekse Dry Forest gebruiken.
De karakterisering van het ecosysteem gebeurt aan de hand van een documentenonderzoek en een geospatiale analyse, waarbij de algemene initiële toestand van het ecosysteem en zijn associaties worden geïdentificeerd. Verspreiding / Klimaat / Bodemkwaliteit / Topografische hoogte / Floradiversiteit / Faunadiversiteit / Dasometrische kenmerken van de referentie-ecosystemen. Voor het droge bos werden 3 associaties geïdentificeerd: 1) doornstruik, 2) hooggelegen droog bos en 3) oeverbos.
De definitie van degradatieniveaus gebeurt door middel van perceelsonderzoek, waarbij de successietoestanden van het referentie-ecosysteem worden vergeleken met de dasometrische kenmerken die werden verkregen van de percelen. In het geval van het droge bos werden drie degradatieniveaus geïdentificeerd: 1) pioniersopvolging, 2) secundair bos en 3) gedegradeerd bos.