Effectieve zonering als een belangrijk instrument voor ruimtelijke planning/beheer

Volledige oplossing
Onderling verband tussen zonering, MRO en ecosysteemgericht beheer in het GBR Marine Park.
Jon C. Day
Deze oplossing behandelt hoe effectieve zonering een hoeksteen is geworden voor het beheer van het Great Barrier Reef (GBR) Marine Park. Het behandelt ook een aantal van de uitdagingen voor managers om ervoor te zorgen dat zones effectief worden ontwikkeld, terwijl het ook helpt bij de effectieve doorlopende implementatie van succesvolle zonering.
Laatst bijgewerkt: 28 Mar 2019
10162 Weergaven
Context
Uitdagingen
Gebrek aan technische capaciteit
Gebrek aan bewustzijn bij publiek en besluitvormers
Slechte controle en handhaving
Zonering is een algemeen erkend onderdeel van mariene ruimtelijke ordening (MRO) dat kan helpen om de biodiversiteit te beschermen en conflicterende activiteiten te scheiden. Veel problemen waarmee MPA's worden geconfronteerd, kunnen echter niet effectief worden aangepakt met zonering alleen (bijv. klimaatverandering, waterkwaliteit, kustontwikkelingen), waardoor andere beheersinstrumenten nodig zijn. Als zonering wordt toegepast, moet deze zorgvuldig worden ontwikkeld en geïmplementeerd om effectief te zijn.
Schaal van implementatie
Lokaal
Subnationaal
Ecosystemen
Diepzee
Estuarium
Mangrove
Zeegras
Koraalrif
Thema
Bestuur van beschermde gebieden
Beheer van kust- en mariene ruimte
Visserij en aquacultuur
Werelderfgoed
Locatie
Groot Barrièrerif, Queensland, Australië
Oceanië
Proces
Samenvatting van het proces
Deze bouwstenen schetsen hoe een spectrum van zones in het GBR heeft gezorgd voor een effectief ruimtelijk plannings- en beheerskader, dat heeft bijgedragen aan de bescherming van de biodiversiteit en de scheiding van conflicterende activiteiten. Een belangrijke bouwsteen is de benadering van zonering voor meervoudig gebruik die wordt beschreven in BB1, die een reeks activiteiten in elke zone mogelijk maakt. Het belang van zonedoelstellingen, en waarom het belangrijk is om zonering toe te passen op basis van doelstellingen in plaats van op basis van activiteiten, wordt besproken in BB2. Wanneer zonedoelstellingen worden ontwikkeld, wordt het belang van gecoördineerde zonering, vooral in offshore gebieden, uiteengezet in BB3. Verdere aspecten voor het ontwikkelen van een effectief zoneringsnetwerk worden ook besproken: de biofysische en sociaal-economische planningsprincipes die in het GBR worden gebruikt (BB4); het gebruik en de beperkingen van beslissingsondersteunende systemen/tools (BB5); en het belang van het werken met de best beschikbare wetenschappelijke kennis/informatie (BB6). Effectieve mariene bescherming vereist echter meer dan alleen een uitgebreid zoneringsnetwerk, vooral gezien de reeks drukfactoren waarmee MPA's tegenwoordig worden geconfronteerd. Veel bedreigingen, zoals klimaatverandering, afnemende waterkwaliteit en verlies van kusthabitats, vinden hun oorsprong buiten het mariene domein en worden niet direct verholpen door zonering van de oceanen.
Bouwstenen
Zonering voor meervoudig gebruik

In sommige delen van de wereld is zonering uitsluitend gebaseerd op het toestaan of verbieden van specifieke activiteiten in specifieke gebieden. In het GBR bestaat een spectrum van zones, elk met verschillende zonedoelstellingen; deze zones laten een scala aan activiteiten toe, op voorwaarde dat elke activiteit voldoet aan de relevante zonedoelstelling. De bepalingen van het zoneringsplan gelden voor alle gebruikers in het GBR. Het zoneringsplan beschrijft in detail twee specifieke lijsten van 'gebruiks- of toegangsbepalingen' voor elke zone; deze helpen bepalen welke soorten activiteiten geschikt zijn in die bepaalde zone. 1. De eerste lijst geeft activiteiten aan die in die zone mogen plaatsvinden ('van rechtswege') en waarvoor geen vergunning nodig is; 2. De tweede lijst bepaalt welke activiteiten in die bepaalde zone mogen plaatsvinden, maar alleen nadat een vergunning is getoetst en, als de aanvraag aan alle noodzakelijke vereisten voldoet, een vergunning is verleend. De voorschriften specificeren het beoordelingsproces en de criteria voor een vergunning; deze variëren afhankelijk van de voorgestelde activiteit. Sommige zones kunnen ook beperkingen opleggen aan het soort vistuig, wat ook verschillende niveaus van bescherming biedt. Als een activiteit niet voorkomt in (1) of (2) hierboven, is deze verboden in die zone.

Sleutelfactoren

De wetgeving van 1975 bepaalde dat een plan met ruimtelijk afgeleide zones (d.w.z. zonering) een belangrijk beheersinstrument moest zijn voor het GBR Marine Park, en bestemmingsplannen moesten volgens de wetgeving de doeleinden definiëren waarvoor bepaalde gebieden mochten worden gebruikt of betreden. De doelstellingen van de zonering zijn 'geëvolueerd' sinds de versie van de wet in 1975 (zie Day 2015) en erkennen nu de noodzaak om de volledige biodiversiteit van het GBR te beschermen in plaats van alleen de belangrijkste soorten of habitats.

Geleerde les
  1. Voor een beter begrip door het publiek zijn de toegestane activiteiten in het bestemmingsplan samengevat in een eenvoudige activiteit/zoneringsmatrix (zie onderstaande foto's). Het wettelijke Bestemmingsplan (d.w.z. ondergeschikte wetgeving onder de Wet) moet echter de wettelijke basis zijn om te bepalen welke activiteiten geschikt zijn in een zone.
  2. Bestemmingskaarten zijn een openbaar toegankelijke vorm van het wettelijke Bestemmingsplan, maar om wettelijk vast te stellen waar een zonegrens precies ligt, moeten de feitelijke zonebeschrijvingen achterin het wettelijke Bestemmingsplan worden gebruikt.
  3. Het feit dat in het bestemmingsplan staat dat een activiteit kan plaatsvinden met een vergunning, betekent niet automatisch dat er altijd een vergunning wordt verleend; de aanvraag moet nog steeds worden beoordeeld en alleen als deze aan alle noodzakelijke criteria voldoet, wordt er een vergunning verleend.
Zonetoewijzing per doelstelling in plaats van per activiteit

Het verschil tussen zonering op basis van doelstelling en zonering op basis van activiteit kan het best worden uitgelegd aan de hand van een voorbeeld; een 'verboden te trawlen'-zone kan duidelijk aangeven dat één activiteit verboden is (d.w.z. alle trawlvisserij is verboden in die zone), maar het kan onduidelijk zijn welke andere activiteiten wel of niet zijn toegestaan. De doelstelling van de Habitatbeschermingszone maakt een reeks activiteiten met (relatief) minimale impact op de bentische habitat(s) mogelijk binnen die zone; zo zijn bijvoorbeeld varen, duiken en onderzoek met beperkte impact toegestaan, evenals bepaalde extractieve activiteiten zoals vissen met lijnen, netten, slepen en speervissen (d.w.z. sommige, maar niet alle, visserijactiviteiten). De doelstelling van de zone en de bijbehorende zoneringsbepalingen verbieden echter duidelijk het vissen met bodemtrawls, baggeren of andere activiteiten die schadelijk zijn voor de gevoelige habitats in die zone. In de meeste oceanen zijn er veel bestaande of potentiële mariene activiteiten die moeten worden beheerd, maar veel van deze activiteiten vullen elkaar aan en kunnen binnen dezelfde zone plaatsvinden; als zonering wordt gebruikt om alle bestaande activiteiten aan te pakken (en zonering van oceanen is zeker een belangrijk instrument om dat te doen), dan is het beter dat de zonering per doelstelling gebeurt in plaats van per afzonderlijke activiteit.

Sleutelfactoren

Het bestemmingsplan is een wettelijk document dat alle specifieke details van de zonering bevat (bijv. zonedoelstellingen (zie bronnen hieronder), de gedetailleerde zonegrenzen, enz.) De wet voorziet in de 'hoofdbevoegdheid' om een bestemmingsplan voor te bereiden en bevat een sectie over de interpretatie van bestemmingsplannen (sectie 3A) en details over de doelen van zonering, wat een bestemmingsplan moet bevatten en hoe een bestemmingsplan moet worden voorbereid (secties 32-37A).

Geleerde les
  1. Als een zonedoelstelling uit meerdere delen bestaat, moet er een duidelijke hiërarchie zijn binnen de doelstelling. Als de doelstelling bijvoorbeeld zowel instandhouding als redelijk gebruik beoogt (zoals voor de meeste GBR-zones - zie Bronnen hieronder), is het tweede deel altijd ondergeschikt aan het eerste (d.w.z. redelijk gebruik kan alleen plaatsvinden als het ondergeschikt is aan instandhouding).
  2. Het GBR-bestemmingsplan heeft ook een speciale 'catch-all' vergunningsbepaling in ("elk ander doel dat consistent is met de doelstelling van de zone ..."). Dit voorziet in nieuwe technologie of activiteiten die nog niet bekend waren toen het bestemmingsplan werd goedgekeurd. Het biedt een belangrijk 'vangnet' waardoor een activiteit die niet voorkomt op een van de twee lijsten die in BB1 worden toegelicht, toch in aanmerking komt voor een vergunning op voorwaarde dat ze in overeenstemming is met de doelstelling van de zone.
Op coördinatie gebaseerde zonegrenzen

Zonegrenzen kunnen worden beschreven als een bepaalde afstand vanaf de rand van een geografisch kenmerk (bijv. '500 m vanaf de rand van het rif'). Dit resulteert gewoonlijk in een onregelmatig gevormde zonegrens. Het op deze manier weergeven van een rif of een groep riffen kan er ecologisch gezien goed uitzien op een kaart, maar het gebruik van de rand van dergelijke kenmerken om zonegrenzen te trekken is op het water erg moeilijk te interpreteren gebleken. Veel rifdelen zijn bijvoorbeeld gefragmenteerd of liggen soms onder water, waardoor het op het water moeilijk is om de rand van het rif te bepalen en op basis daarvan een afstand in te schatten. Bovendien is het niet eenvoudig om 500 m (of zelfs 100 m) op het water te schatten. Coördinaatgebaseerde zonegrenzen, gebaseerd op lengtegraad/breedtegraad en weergegeven in graden en decimale minuten, werden daarom geïntroduceerd in het GBR zoneringsplan van 2003. Deze omvatten volledig ecologische kenmerken (d.w.z. ruim buiten de rand van hele riffen/eilanden). De zonegrenzen zijn naar het noorden, zuiden, oosten en westen georiënteerd voor navigatiegemak of bestaan uit rechte lijnen tussen twee gemakkelijk te bepalen coördinaten. Rechte lijnen lijken minder 'ecologisch gepast', maar ze zijn gemakkelijker te lokaliseren en te handhaven in offshore-gebieden, vooral als er gebruik wordt gemaakt van elektronische apparatuur zoals een global positioning system GPS of plotter.

Sleutelfactoren

Voortbouwend op de bestaande zonering is het belangrijk dat elke zone een uniek nummer heeft, dat verwijst naar een gedetailleerde beschrijving in het wettelijk voorgeschreven bestemmingsplan (zie Bronnen) en met een unieke zone-identificatie (bijv. MNP-11-031): a) MNP verwijst naar het zonetype (Marine National Park Zone) b) de eerste twee cijfers verwijzen naar de breedtegraad (het voorbeeld hierboven ligt op breedtegraad 11°) c) het laatste cijfer (031) maakt het mogelijk een specifieke zone te identificeren op de zoneringskaarten en te verwijzen naar het bestemmingsplan.

Geleerde les
  1. Niet elke zonecoördinaat wordt weergegeven op de vrij beschikbare zoneringskaarten; de belangrijkste zonecoördinaten voor de meeste gebruikers worden echter wel weergegeven (bijv. verboden te vissen zones en zones met verboden toegang).
  2. Omdat niet iedereen een GPS heeft, worden de kustzonegrenzen echter uitgelijnd met herkenbare kustkenmerken of herkenbare oriëntatiepunten of grensmarkeringen (bijv. 'de zone strekt zich uit naar het noorden vanaf de oostelijke punt van de landtong bij xxx').
  3. Borden met de nabijgelegen zones zijn geplaatst bij boothellingen langs de kust (zie onderstaande foto's).
  4. Alle coördinaten van de zones worden verstrekt aan commerciële leveranciers van elektronische navigatiehulpmiddelen, zodat de zones in een GPS kunnen worden geladen.
  5. Daarnaast zijn alle zonecoördinaten vrij beschikbaar op het web of beschikbaar als CD, zodat elke gebruiker de coördinaten op zijn eigen navigatiekaart kan plotten of een zone kan lokaliseren met zijn eigen GPS.
  6. Alle coördinaten moeten voor de nauwkeurigheid worden gerelateerd aan een gespecificeerde officiële geocentrische datum (bijv. GDA94 in Australië).
Biofysische, sociaaleconomische & managementplanningsprincipes

Het nieuwe netwerk van no-take zones (NTZ) in het GBR werd geleid door 11 biofysische operationele principes die werden ontwikkeld op basis van algemene principes voor het ontwerpen van reservaten en de beste beschikbare kennis van het GBR-ecosysteem (zie Bronnen). Deze omvatten

  • Een paar grotere (in plaats van veel kleinere) NTZ's hebben
  • Voldoende replicatie van NTZ's om negatieve effecten te voorkomen
  • Als een rif binnen een NTZ ligt, moet het hele rif worden opgenomen
  • Ten minste 20% van elke bioregio in NTZ's vertegenwoordigen.
  • In het netwerk van NTZ's moet diversiteit over de hele breedte en breedte van het rif vertegenwoordigd zijn.
  • Maximaliseer het gebruik van milieu-informatie zoals connectiviteit om levensvatbare netwerken te vormen
  • Biofysisch bijzondere/unieke plaatsen opnemen
  • Houd bij het kiezen van NTZ's rekening met aangrenzend gebruik van de zee en het land.

Er zijn ook vier operationele beginselen voor sociale, economische, culturele en beheershaalbaarheid toegepast:

  • Maximaliseer de complementariteit van NTZ's met menselijke waarden, activiteiten en kansen;
  • Ervoor zorgen dat bij de uiteindelijke selectie van NTZ's rekening wordt gehouden met maatschappelijke kosten en baten;
  • Maximaliseren van plaatsing van NTZ's op locaties die huidige en toekomstige beheer- en pachtregelingen aanvullen en omvatten; en
  • Het begrip en de acceptatie van NTZ's door het publiek maximaliseren en de handhaving van NTZ's vergemakkelijken.
Sleutelfactoren

Een onafhankelijke wetenschappelijke stuurgroep, bestaande uit wetenschappers met expertise in het GBR, hielp bij het ontwikkelen van deze principes, door ze te baseren op deskundige kennis van het ecosysteem, beschikbare literatuur en hun advies over wat de biodiversiteit het beste zou beschermen. Zorgvuldige afweging van de standpunten van traditionele eigenaren, gebruikers, belanghebbenden en besluitvormers was een essentiële voorwaarde voordat de uiteindelijke ruimtelijke configuratie van NTZ's werd bepaald die aan deze principes kon voldoen.

Geleerde les
  1. Het hebben van een openbaar toegankelijke set planningsprincipes helpt iedereen te begrijpen hoe het NTZ-netwerk wordt ontwikkeld.
  2. De principes zijn gebaseerd op de beste beschikbare wetenschap en kennis van deskundigen, maar kunnen worden verbeterd.
  3. Een principe moet niet op zichzelf worden beschouwd; ze moeten allemaal als 'een pakket' worden behandeld om het aantal, de grootte en de locatie van NTZ's te onderbouwen.
  4. Geen van deze aanbevelingen heeft betrekking op 'ideale' of 'gewenste' hoeveelheden en ze verwijzen naar aanbevolen minimale beschermingsniveaus. Het beschermen van ten minste deze hoeveelheden in elke bioregio en elke habitat draagt bij aan de doelstelling om de biodiversiteit te beschermen.
  5. Het "minimum van 20% per bioregio"-principe wordt vaak verkeerd begrepen - er wordt NIET gezegd dat 20% van elke bioregio in NTZ's beschermd moet worden; er wordt eerder aanbevolen om niet minder dan 20% te beschermen. In sommige gevallen is dat slechts het minimum en in sommige minder omstreden bioregio's is een hoger beschermd percentage meer op zijn plaats.
Gebruik en beperkingen van beslissingsondersteunende systemen/tools

Beslissingsondersteunende systemen (DSS) of analytische instrumenten, zoals Marxan of SeaSketch, worden vaak gepromoot als een eerste vereiste voor effectieve maritieme ruimtelijke planning, omdat ze een snelle en betrouwbare oplossing bieden voor een planningsprobleem. Het is normaal dat gebruikers van DSS hopen dat het gebruik van het DSS 'het antwoord' zal opleveren en daarmee de oplossing voor hun planningsprobleem. Meestal produceren DSS simplistische resultaten die moeten worden aangepast met andere planningsmethoden. Alle DSS-tools hebben beperkingen en kunnen ontbrekende of onvolledige gegevens niet compenseren. Ze kunnen onbedoelde neveneffecten veroorzaken en zijn vaak niet in staat om de complexiteit van echte planningsproblemen te evenaren. Planningsresultaten zijn van weinig praktische waarde als er geen rekening wordt gehouden met sociale, culturele en economische waarden - maar zelden zijn dergelijke gegevens direct beschikbaar in een vorm die geschikt is voor een DSS of met de juiste ruimtelijke resolutie. In het GBR genereerde het DSS een 'voetafdruk' van verschillende opties voor 'no-take'-zones, maar het kon geen rekening houden met de acht zonetypen, dus moesten er andere planningsmethoden worden toegepast. Het echte voordeel was echter de mogelijkheid om metrieken te genereren voor de ontwikkeling van het best mogelijke netwerk van zones met een vangstverbod.

Sleutelfactoren

Marxan werd ontwikkeld door de Universiteit van Queensland als een aangepaste versie van SPEXAN om te voldoen aan de behoeften van de GBRMPA tijdens het Representatieve Gebieden Programma en de ontwikkeling van het Bestemmingsplan van 2003. De afbeeldingen hieronder laten zien dat Marxan niet het uiteindelijke zoneringsnetwerk in het GBR heeft geproduceerd, maar wel een onschatbare ondersteuning is geweest bij het nemen van beslissingen door post-hoc accounting van verschillende opties, waardoor een snelle beoordeling van de implicaties van elke optie in termen van elk van de planningsdoelstellingen mogelijk werd.

Geleerde les

In werkelijkheid kan een DSS niet de fijnafstemming en politieke afwegingen maken die onvermijdelijk optreden in de laatste fasen van de planning, dus het kan nooit de definitieve pragmatische oplossing voor een planningstaak opleveren. Enkele tekortkomingen van DSS zijn:

  1. Sommige planningsinformatie, vooral sociaal-economische gegevens, kan niet gemakkelijk in een DSS worden toegepast.
  2. Hoewel een DSS een 'oplossing' kan genereren, wordt deze onvermijdelijk verfijnd als/als socio-economische waarden worden geïntroduceerd. Deze waarden worden vaak niet weergegeven in de gegevens, maar zijn vaak enkele van de meest fundamentele waarden voor een sociaal aanvaardbaar resultaat.
  3. Slechte gegevens zullen altijd leiden tot een slecht resultaat.
  4. De meeste hedendaagse DSS-tools kunnen waarschijnlijk niet aan alle behoeften van een gebruiker voldoen; in het GBR-planningsprogramma konden zelfs eenvoudige 'regels' zoals 'alle reserves mogen niet kleiner zijn dan ...' niet rechtstreeks door een DSS worden geïmplementeerd.
  5. Sommige belanghebbenden zijn op hun hoede voor 'black box'-modellen of DSS'en (bijv. Marxan of Seasketch) die ze niet begrijpen.
Werken met de best beschikbare informatie/kennis

Wanneer een planner een plannings- of bestemmingsplantaak uitvoert, heeft hij zelden toegang tot alle informatie of kennis die hij voor het hele plangebied zou willen hebben. Of het nu gaat om meer consistente ecologische gegevens over het hele plangebied of een completer begrip van het volledige scala aan sociale en economische informatie, een planner staat vaak voor de volgende keuzes:

  1. Wachten tot ze meer gegevens hebben (met als uiteindelijk doel het verzamelen van 'perfecte' informatie over alle vereiste datasets); of
  2. Werken met de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en accepteren dat deze weliswaar niet perfect is, maar wel toereikend op voorwaarde dat de tekortkomingen van de gegevens worden begrepen (door de planners en de besluitvormers) en duidelijk worden uitgelegd aan het publiek en de besluitvormers. Onvoldoende kennis over mariene ecosystemen kan de vaststelling van zinvolle doelstellingen of wenselijke resultaten bij de planning in de weg staan. David Suzuki vroeg zich in 2002 af hoe we effectief kunnen plannen en beheren als "... tot op heden alles wat we daadwerkelijk hebben geïdentificeerd ... ongeveer 10-20% van alle levende wezens is", en "... we zo'n slechte inventaris hebben van de bestanddelen en een vrijwel nutteloze blauwdruk van hoe alle componenten op elkaar inwerken?
Sleutelfactoren

Een goed begrip van de bredere context waarbinnen het MPA zich bevindt, is een belangrijke factor bij de planning. Vanwege de mate van 'connectiviteit' in het mariene milieu en de biologische onderlinge afhankelijkheid van naburige gemeenschappen, kan een MPA slechts zo 'gezond' zijn als de omringende wateren. Zelfs een goed geplande MPA zal moeilijk te beheren zijn als de omringende wateren overmatig worden gebruikt, vervuild of zelf onvoldoende worden beheerd.

Geleerde les
  1. De realiteit is dat als je wacht tot je 'perfecte' informatie hebt voor planning, je nooit zult beginnen.
  2. Erken dat mariene gebieden dynamisch zijn en altijd veranderen; en met de technologische vooruitgang veranderen de gebruiksniveaus en -patronen voortdurend, net als de sociale, economische en politieke context.
  3. In vrijwel alle planningssituaties is het beter om verder te gaan met de beste beschikbare informatie dan om te wachten op 'perfecte' gegevens. Als er echter tijdens het planningsproces nieuwe gegevens beschikbaar komen, neem deze dan op in plaats van ze te negeren.
  4. Mensen die vaak op het water zijn (zoals vissers en touroperators) weten vaak net zoveel (zo niet meer) over de lokale omgeving dan de onderzoekers - maak dus gebruik van hun kennis en gebruik deze als aanvulling op de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens.
  5. Wanneer de middelen beperkt zijn, moet het zoeken naar nieuwe gegevens gericht zijn op het leveren van informatie die nuttig is voor het lopende beheer.
Invloeden
Het belangrijkste effect van de huidige zonering is de verhoogde bescherming van representatieve voorbeelden van alle 70 'bioregio's' (of brede habitattypes) in het hele GBR. De no-take zones (NTZ) beslaan 33% van het mariene park en vormen het grootste systematische netwerk van NTZ's ter wereld. De NTZ's zijn zo gekozen dat de biodiversiteit maximaal wordt beschermd en de impact op andere gebruikers, waaronder vissers, minimaal is. Het huidige zoneringsplan heeft acht zonetypen die alle redelijke vormen van gebruik in het park voor meervoudig gebruik mogelijk maken en tegelijkertijd conflicterende activiteiten in verschillende zones scheiden. De Habitatbeschermingszone beschermt de bentische habitat in nog eens 33% van het park en verbiedt bodemtrawling. Een ander positief effect is de aanvullende zonering voor de aangrenzende staatswateren onder jurisdictie van Queensland; dit 'spiegelt' de aangrenzende federale zonering en betekent dat vrijwel alle staats- en federale wateren vanaf de hoogwaterlijn tot een maximumafstand van 250 km uit de kust vrijwel identieke wetten hebben. Dit is wereldwijd van belang en zorgt voor een effectiever behoud van de zee en een beter begrip bij het publiek van het hele gebied, aangezien de regelgevende bepalingen hetzelfde zijn, ongeacht welke jurisdictie van toepassing is.
Begunstigden
MPA-beheerders en de gebruikers die helpen bij het bepalen van de zones, maar ze vervolgens ook moeten naleven.
Verhaal
Een wettelijk voorgeschreven zoneringsplan is een van de belangrijkste beheerinstrumenten die vandaag de dag in het GBR worden gebruikt; het is een cruciaal onderdeel om de verschillende vormen van meervoudig gebruik die er voorkomen, op een allesomvattende manier te helpen beheren. Door de jaren heen is zonering geleidelijk toegepast op verschillende delen van het GBR. Pas 13 jaar nadat de GBR-wetgeving voor het eerst werd afgekondigd (waarin de buitengrens van het park werd vastgelegd), werd het grootste deel van het park van zonering voorzien. In de loop der jaren is de zonering aangepast en geactualiseerd. In de eerste bestemmingsplannen van het mariene park lag de nadruk op de bescherming van koraalriffen, maar tegenwoordig wordt een breed scala aan mariene habitats beschermd. Het huidige zoneringsnetwerk werd van kracht in juli 2004 en omvat bijna de hele GBR (havengebieden zijn bijvoorbeeld niet inbegrepen). Het biedt een hoge mate van bescherming voor belangrijke gebieden (in 'no-take' zones en zeer kleine 'no-go' zones) die in totaal 33,3% (= 115.500 km2) van het mariene park beslaan, terwijl het een breed scala aan commerciële en recreatieve activiteiten, waarvan sommige ook met vergunningen worden beheerd, toestaat in andere zones in het GBR. Naast het wettelijk voorgeschreven zoneringsplan wordt een reeks andere beheersinstrumenten in ruimte en tijd gebruikt om de instandhouding en het beheer van het GBR te garanderen. Voor een doeltreffende instandhouding van het mariene milieu is meer nodig dan alleen een alomvattend MRO-kader binnen het mariene domein, vooral gezien de vele vormen van druk waarmee de MPA's vandaag de dag worden geconfronteerd (bijv. klimaatverandering, afnemende waterkwaliteit, verlies van kusthabitats, toenemende kustontwikkeling). Veel van deze vormen van druk vinden hun oorsprong buiten het mariene domein en worden niet rechtstreeks verholpen door oceaanzonering of MRO. Samen vormen deze beheersinstrumenten, waaronder het netwerk van zones voor meervoudig gebruik, de allesomvattende benaderingen van MRO en ecosysteemgericht beheer (EBM). De onderlinge relaties tussen zonering, MSP en EBM kunnen het best als volgt worden samengevat: - Zonering is normaal gesproken slechts een tweedimensionale laag (hoewel het geacht kan worden effect te hebben op een driedimensionale ruimte) en is meestal beperkt tot alleen de mariene delen van een MPA. - MSP kan multidimensionaal zijn (d.w.z. meerdere lagen waarvan zonering er één kan zijn). Een allesomvattende EBM-benadering moedigt aan om 'buiten het vierkant te denken' en kan driedimensionaal of meerlagig beheer en planning omvatten binnen zowel het land- als het mariene domein, die allemaal relevant zijn voor een effectieve mariene instandhouding.
In contact komen met medewerkers
Andere medewerkers
Jon C. Dag
ARC-centrum voor koraalrifonderzoek, James Cook University