

Er is nog veel onbekend over de dieetvoorkeuren van olifanten en afschrikgewassen. Om onze kennis uit te breiden en repliceerbare methodologieën te creëren, bestudeerden we de voorkeuren van olifanten voor 18 verschillende soorten gewassen, waarvan de meeste een hoge gecombineerde economische waarde hebben (voedsel, essentiële olie, medicinaal en bijenvoer) en geschikt zijn voor teelt in Zuidelijk Afrika. De cafetaria-achtige experimenten stelden ons in staat om verschillende planten te evalueren die nog nooit getest waren op hun smakelijkheid voor olifanten. Onze resultaten toonden aan dat kruiden zoals bernagie en rozemarijn met respectievelijk medicinale en aromatische eigenschappen sterk werden vermeden, samen met vogelkers (een bekend olifantenafschrikwekkend gewas). We ontdekten dat citroengras en zonnebloemen, die als hele verse planten aan de olifanten werden aangeboden, eetbaar waren voor de olifanten. Dit is verrassend, aangezien beide plantensoorten beschreven zijn als onsmakelijk voor zowel Aziatische als Afrikaanse olifanten.
Volgens ons algemene scoresysteem bleken vier soorten voedsel het meest geschikt voor het voorgestelde corridorgebied (Bird's Eye Chilli, Cape Gold, Cape Snowbush en Rosemary). Hiervan was alleen Bird's Eye Chilli eerder getest. De andere drie plantensoorten zijn gebruikt voor de productie van essentiële olie en zijn veelbelovend voor het genereren van inkomsten.
- Goedkeuring door relevante ethische commissies voor dieren
- Toegang tot (semi-)gewende en mensvriendelijke olifanten
- Toegang tot verse vormen van te testen gewassen
- Experimenten worden uitgevoerd door gekwalificeerde onderzoekers, volgens wetenschappelijk correcte kaders en methodologie, onderworpen aan peer-review voor publicatie
- Ondersteunend personeel en onderzoeksnetwerk
De semi-gehabitueerde olifanten zijn intelligent en zouden gemakkelijk verveeld kunnen raken met de proefopstelling. Het hielp dat de volgorde van de voedseltypen elke dag gerandomiseerd werd. We leerden ook dat het tijdstip van het experiment een rol speelde. Zo leken de olifanten 's middags meer honger te hebben en bereid om elke experimentele etensbak te benaderen en uit te proberen. Het filmen van het hele experiment hielp bij de analyses, omdat het opnemen van gegevens ter plekke gecompliceerd kon worden, afhankelijk van het gedrag van de olifant.