Het aanpakken van de bestaande technische uitdagingen, namelijk de verschillen tussen ecologische kweekomgevingen en wilde habitats, en het lage natuurlijke voortplantingsvermogen van de reuzensalamander, gekenmerkt door langzame groei, late geslachtsrijpheid en lage overlevings- en voortplantingspercentages. Een methode voor ecologisch kweken die geschikt is voor de reuzensalamander, gebaseerd op de omgevingsfactoren van zijn natuurlijke habitat, wordt beschreven.
De ecologische imitatieomgeving is gebaseerd op de ecologische en milieufactoren van de natuurlijke habitat van de reuzensalamander, en de selectie van het referentieobject voor dit ecologische milieufactormodel is cruciaal.
Na langdurig onderzoek en discussies tussen wetenschappers hebben we een omgevingsfactormodel opgesteld dat gebaseerd is op geografische en klimatologische factoren, invloedsfactoren van het riviergedeelte, omgevingsfactoren van de grotten en omgevingsfactoren van het water. Op basis van dit model hebben we het beste bouwparametersysteem voor "ecologische beeklopen" en "grotten" opgesteld. Bijvoorbeeld, de oppervlaktebegroeiing van het grottengebied aan beide zijden van de ecologische beekloop moet groter zijn dan 85%; de beekloop moet onregelmatig van vorm zijn, met een helling van 30° tot 45° die zich uitstrekt in de beek, een breedte van 50 tot 300 cm, een diepte van 50 cm, en een beekbed bedekt met een 15 tot 20 cm dikke laag zand en kiezels bestaande uit rivierzand en kiezels, een beekwaterdiepte van 25 tot 30 cm, en een stroomsnelheid van 0,05 tot 1 m/s.05 tot 1 m/s; de oppervlakteverhouding van de grot moet ≥1,5 zijn, en andere specifieke parametervereisten.