Duurzaamheid van de PR-aanpak

Om de toekomst van het PR-systeem op lange termijn te garanderen, is het essentieel om de institutionele erkenning en integratie ervan in het nationale landbouwbeleid te verzekeren. Dit vereist de invoering van een nationaal referentiekader voor opleiding en een certificatiesysteem voor personen met beperkte mobiliteit. Deze normen definiëren de vaardigheden en leermodules die nodig zijn om PR's op te leiden, waarbij zowel technische aspecten (agro-ecologie, bodembescherming) als didactische vaardigheden (leiderschap, kennisoverdracht) aan bod komen. Certificering, die momenteel wordt ontwikkeld, zal PR's toegang geven tot financiering en hun geloofwaardigheid bij landbouwinstellingen en partners versterken. Tegelijkertijd zijn er financieringsmechanismen opgezet om de PR's te ondersteunen en hun empowerment te waarborgen. Deze mechanismen omvatten

  • Het Regionale Landbouwontwikkelingsfonds, dat de diensten van gecertificeerde PR's subsidieert.
  • Inkomstengenererende activiteiten (IGA's), die PR's in staat stellen om landbouwdiensten te ontwikkelen (zaadverkoop, compostproductie) om hun economische levensvatbaarheid te garanderen.
  • Partnerschappen met boerenorganisaties om PR's te integreren in lokale landbouwondersteuningsstructuren.
  • De invoering van een certificeringsproces, getest in twee proefgebieden, garandeert de officiële erkenning van de PR's en hun integratie in landbouwsystemen.
  • De ontwikkeling van inkomstengenererende activiteiten (IGA's) stelt de PR's in staat om diensten aan te bieden die gekoppeld zijn aan lokale inputs, waardoor hun financiële autonomie wordt versterkt.
  • Toegang tot financieringsmechanismen, met name via het regionale landbouwontwikkelingsfonds, ondersteunt gecertificeerde PR's door hun diensten en initiatieven te subsidiëren.
  • Een nationaal referentiekader en een certificeringsproces versterken de legitimiteit en doeltreffendheid van de RP's. Deze instrumenten zorgen voor officiële erkenning en vergemakkelijken hun opname in financieringsprogramma's en lokale partnerschappen.
  • Steun voor het creëren van inkomstengenererende activiteiten is cruciaal om het engagement van de PR's op lange termijn te verzekeren. Mogelijkheden zoals de levering van inputs stellen de PR's in staat om hun verantwoordelijkheden te verzoenen met directe financiële voordelen.
  • Samenwerking met lokale belanghebbenden is essentieel om de duurzaamheid van het model na afloop van de programma's te behouden. Deze partnerschappen zorgen voor een soepele overgang en continuïteit van de diensten.
Integratie van lokale contexten en talen

Bij het ontwerpen van trainingshandleidingen is het essentieel om rekening te houden met de lokale context - zoals de milieu- en culturele omstandigheden in de regio's en de lokale talen. Dit garandeert de toegankelijkheid en relevantie van de trainingsinhoud en de afstemming op de realiteit van de omgeving van de doelgroep. Om de duurzaamheid en brede toepassing van het trainingsmateriaal te garanderen, moet het nauw aansluiten bij de behoeften en prioriteiten van lokale instellingen.

Sleutelfactoren zijn onder andere het betrekken van lokale boeren en experts bij het ontwikkelen van materialen, ervoor zorgen dat trainingslocaties en hulpmiddelen toegankelijk zijn, regelmatig feedback verzamelen van deelnemers om de inhoud bij te werken en steun krijgen van leiders uit de gemeenschap om deelname en vertrouwen aan te moedigen.

In India bijvoorbeeld werden de modulaire trainingssessies ontwikkeld met een specifieke focus op de beschikbare tijd van boeren en hun landbouwkalender. De ontwikkelde aanpak maakt het mogelijk om de training op te splitsen in korte modules van 2 uur. Dit zorgde ervoor dat boeren, vooral vrouwen, konden deelnemen zonder hun lopende activiteiten in het levensonderhoud en het huishouden te verstoren. De modulaire opzet stelde de boeren ook in staat om sessies te selecteren op basis van het seizoen, zoals het voorbereiden van vijvers, het aanvullen van de voorraden of teeltperioden, waardoor de relevantie en timing van de verstrekte informatie werd gemaximaliseerd. Het toevoegen van passende illustraties, vooral van lokale producten en praktijken, aan het trainingsmateriaal verbeterde het begrip door de inhoud te verankeren in bekende visuals.

Collaboratieve en participatieve ontwikkeling

Een gezamenlijke en participatieve aanpak staat centraal bij de ontwikkeling van trainingsmateriaal. Om de relevantie, uitvoerbaarheid en eigen inbreng te garanderen, wordt er meestal een taskforce gevormd met vertegenwoordigers van ministeries, de academische wereld, viskwekers, actoren uit de waardeketen en onderzoekers. Er wordt gebruik gemaakt van iteratieve processen, validatieworkshops en overleg met belanghebbenden om het materiaal te verfijnen en ervoor te zorgen dat het de lokale behoeften weerspiegelt.

Training moet niet alleen gericht zijn op het 'hoe' maar ook op het 'waarom'. Door de beweegredenen achter specifieke praktijken uit te leggen, zoals het verminderen van milieueffecten of het bevorderen van voedselzekerheid, krijgen boeren een beter begrip en worden ze in staat gesteld om weloverwogen beslissingen te nemen die in lijn zijn met duurzaamheidsdoelen. Dit gaat verder dan het simpelweg opvolgen van instructies; het stimuleert kritisch denken en probleemoplossend vermogen.

Om veerkrachtige en bloeiende ondernemingen op te bouwen, moet de training ook elementen bevatten zoals bedrijfseducatie, innovaties in de waardeketen en het gebruik van gedecentraliseerde hernieuwbare energietechnologieën. Deze onderdelen stellen viskwekers in staat om hun financiële kennis te vergroten, in te spelen op uitdagingen van de markt en het milieu, en innovatieve oplossingen te implementeren voor een hogere productiviteit en duurzaamheid.

Indien nodig kunnen consultants worden ingeschakeld om de resultaten te harmoniseren en het proces te versnellen, maar een verscheidenheid aan relevante belanghebbenden van de sector en de waardeketen moet altijd worden betrokken bij het beoordelen van de inhoud.

Materialen moeten nauw worden afgestemd op de behoeften en prioriteiten van lokale instellingen en samen worden geïntegreerd in nationale curricula en technische opleidingsinstituten, waarbij zowel relevantie als lokaal eigenaarschap worden gewaarborgd.

In India werden voor de ontwikkeling van trainingsmateriaal voor aquacultuur meerdere workshops gehouden en werd feedback gegeven door lokale viskwekers, overheidsinstanties, NGO's en onderzoekers. Dit samenwerkingsproces was van vitaal belang voor het creëren van modulaire trainingssessies die geschikt waren voor de seizoensgebonden beperkingen van de visteelt, met name voor vrouwen en kleinschalige kwekers. Het materiaal werd voortdurend getest en herzien om de relevantie ervan te garanderen. Het werd geschreven in de lokale taal en op maat gemaakt voor leren in het veld zonder dat er technologie aan te pas kwam. Deze inclusieve aanpak zorgde ervoor dat de boeren eigenaar werden van de inhoud van de training en garandeerde de effectiviteit ervan op de lange termijn.

Beoordeling van behoeften en gap-analyse om inhoud en vorm van de training te bepalen

De eerste stap is het uitvoeren van een grondige behoeftenbeoordeling en kloofanalyse door ervaren technische teamleden van het project en partners. Dit proces omvat het screenen van bestaand materiaal, overleg met belanghebbenden en actoren in de viswaardeketen en het identificeren van hiaten in kennis en praktijk. Er kan een veldonderzoek worden uitgevoerd om gegevens te verzamelen over de behoeften van de begunstigden en de noodzakelijke randvoorwaarden voor training, bijv. beschikbaarheid van technologie, trainingsduur en -intervallen.

Basisfactoren voor de beoordelingen zijn onder andere een vakkundig technisch team en effectieve samenwerking tussen partners. Ze moeten toegang hebben tot bestaande materialen om een goed geïnformeerde screening te garanderen. Participatieve veldonderzoeken die rekening houden met gender, jeugd en gemarginaliseerde groepen helpen om de behoeften nauwkeurig te identificeren. Financiële middelen en logistieke ondersteuning maken een grondige gegevensverzameling en -analyse mogelijk.

De belangrijkste onderwerpen van de verschillende trainingsprogramma's en de gebruikte formats kunnen sterk verschillen. Bijvoorbeeld, terwijl de beoordeling van de behoeften in Zambia hiaten in bestaande handleidingen voor aquacultuurtraining aan het licht bracht die konden worden aangepakt door middel van praktijkgerichte training, leidde het onderzoek in Oeganda tot de ontwikkeling van een visserijbedrijf. In Mauritanië wees de identificatie van zwakke punten op de behoefte aan hygiëne- en kwaliteitstraining in de viswaardeketen. Als reactie op klimaatrisico's erkende het project in Malawi het belang van intermitterende oogstmethoden en ontwikkelde het een handleiding voor visvallen.

Creatie van technische pakketten

De technische pakketten zijn een gestructureerde reeks agro-ecologische oplossingen die zijn aangepast aan de specifieke uitdagingen van de regio's Androy en Boeny. Ze zijn ontwikkeld op basis van veldervaring, wetenschappelijk onderzoek en de empirische kennis van lokale boeren. Elk technisch pakket bestrijkt een belangrijk gebied van duurzame landbouw, waaronder

  • Bodembeheer en vruchtbaarheid: bodembeschermende technieken, vruchtwisseling, gebruik van compost en groenbemesters.
  • Erosiebestrijding: Installatie van heggen, aanplant van bomen, aanplant van stikstofbindende gewassen.
  • Agroforestry: voedselgewassen combineren met fruit- en bosbomen om de klimaatbestendigheid te verbeteren.
  • Aanpassing aan klimaatverandering: selectie van lokale droogteresistente variëteiten, geoptimaliseerd waterbeheer, conserveringslandbouw.

Deze technische pakketten gaan vergezeld van toegankelijke leermiddelen (geïllustreerde gidsen, posters, video's) en worden regelmatig bijgewerkt via participatieve evaluatieworkshops.

  • De actieve deelname van boeren en de betrokkenheid van NGO's bij training en monitoring zorgen ervoor dat de technische pakketten relevant zijn.
  • Regelmatige evaluatieworkshops en de betrokkenheid van overheidsactoren stimuleren collectief leren en grootschalige toepassing.
  • Technische pakketten stimuleren de toepassing van agro-ecologische praktijken door lokale kennis te consolideren en de behoeften van landbouwbedrijven nauwkeurig in kaart te brengen.
  • Technieken aanpassen aan de lokale context is essentieel. Sommige praktijken, zoals braaklegging of onder glas zaaien, zijn niet geschikt voor kleine landbouwers die continu cultiveren.
  • Er moet rekening worden gehouden met landbeperkingen. Technieken die permanente investeringen vereisen, zoals planten, zijn niet levensvatbaar voor landbouwers zonder een zeker grondbezit.
  • Er is een flexibele en gedifferentieerde aanpak nodig. De instrumenten moeten worden aangepast aan de realiteit van kleine boeren, familiebedrijven en grootschalige producenten.
  • Participatieve evaluatie versterkt de doeltreffendheid van interventies. Het regelmatig bijwerken van de technische pakketten helpt om beter tegemoet te komen aan de behoeften van de begunstigden en om hun impact te verbeteren.
Lokaal adviessysteem

De Paysan-ne Relais (PR)-benadering is gebaseerd op een lokaal adviessysteem waarmee agro-ecologische kennis effectief kan worden doorgegeven binnen plattelandsgemeenschappen. Het onderscheidende kenmerk van dit model is de horizontale verspreiding, waarbij de PR's, geselecteerd op basis van hun inzet en vaardigheden, een sleutelrol spelen in het trainen en begeleiden van hun collega's bij het invoeren van duurzame landbouwpraktijken.

De PR's zijn lokale boeren die agroecologische technieken toepassen op hun eigen percelen en optreden als demonstratiemodel voor andere boeren. Ze organiseren veldbezoeken, praktische training en uitwisselingsworkshops, waardoor leren door doen wordt vergemakkelijkt. In tegenstelling tot traditionele landbouwvoorlichtingsmethoden, die vaak afhankelijk zijn van externe deskundigen, zorgt de PR-aanpak ervoor dat kennis beter kan worden toegeëigend en beter kan worden aangepast aan de lokale realiteit.

Het proces van het opzetten van PR's omvat verschillende fasen:

  1. Selectie van PR's
  2. Initiële opleiding
  3. In praktijk brengen
  4. Voortdurende ondersteuning
  • Voortdurende training, steun van NGO's en regionale financiering verhogen de effectiviteit van de RP's. Hun sociale acceptatie en nabijheid bij de gemeenschappen bevorderen de verspreiding en duurzaamheid van agro-ecologische technieken. Hun sociale aanvaarding en nabijheid tot de gemeenschappen vergemakkelijken de verspreiding en duurzaamheid van agro-ecologische technieken.
  • Een selectieproces op basis van duidelijke criteria zoals motivatie, sociale aanvaardbaarheid en agro-ecologische vaardigheden maakt het mogelijk om effectieve steunpunten te identificeren.
  • Lokale aanpassing van praktijken is essentieel. Boeren zien bepaalde "goede praktijken" als niet toepasbaar. Het PR-model, dat geworteld is in de lokale realiteit, moedigt een betere toepassing van technieken aan.
  • Er is een evenwicht nodig tussen vrijwilligerswerk en beloning. PR's moeten een vergoeding krijgen om hun inzet te garanderen zonder hun economische autonomie in het gedrang te brengen.
  • Er moet rekening worden gehouden met genderspecifieke kenmerken. De betrokkenheid van "vrouwelijke leiders" maakt het mogelijk om het PR-model aan te passen aan de beperkingen van vrouwelijke landbouwers en zorgt voor een meer inclusieve verspreiding van praktijken.
Training van zaadvermeerderingsboeren in het SQD-systeem

Toen deze aanpak werd opgezet, werkten we samen met het Ministerie van Landbouw om boeren die lid waren van partnergroepen op te leiden om hun zaadinrichtingen goed te keuren. Onder het nieuwe certificeringssysteem kan de goedkeuring van een zaadbedrijf parallel aan de zaadcertificering worden uitgevoerd. De normen die in dit systeem worden toegepast verschillen van de normen die in de conventionele zaadproductie worden gebruikt. De training is bedoeld om deze verschillen te verduidelijken en de voordelen van het nieuwe productiekader te benadrukken. Het vindt plaats gedurende vier opeenvolgende dagen, waarvan drie dagen klassikaal en een halve dag gewijd aan praktisch werk in het veld. De cursussen worden uitsluitend gegeven door specialisten en gekwalificeerde technici. Het belangrijkste doel is om boeren te trainen in aspecten met betrekking tot zaadproductie, inspectie, certificering en marketing. De praktische training vond plaats bij een boer die deelneemt aan het programma. De deelnemers kregen een simulatie te zien van het principe van veldkeuringen.

  • De inzet van de SOC en lokale NGO's om trainingen te organiseren die zijn aangepast aan de realiteit van de producenten.
  • Een combinatie van theoretische en praktische sessies, met demonstraties op het veld.
  • De betrokkenheid van landbouwers en landbouwtechnici om een duurzame overdracht van vaardigheden te garanderen.
  • Gezamenlijke training van technici en boerenvermeerderaars, waaronder geleidelijk ook relaisboeren, heeft geleid tot een betere kennisdeling en effectieve verspreiding van technische vaardigheden.
  • Voortdurende technische ondersteuning, waaronder de juiste keuze van percelen, het schoonmaken van velden, het bepalen van de optimale oogstperiode en rigoureus beheer van de stadia na de oogst, levert een belangrijke bijdrage aan de uiteindelijke kwaliteit van gecertificeerd zaad.
  • Regelmatige capaciteitsopbouw in de productie van gecertificeerd zaad (rijst, maïs, groenten, droge granen) onder de conventionele en SQD-certificeringssystemen is essentieel voor het succes van het proces.
Registratie van een lokaal ras in het SQD Boeny Register

Elk nieuw ras kan alleen in de handel worden gebracht als het is geregistreerd in de officiële catalogus of in het register van zaden van gedeclareerde kwaliteit. Om deze registratie te verkrijgen, moet het ras voldoen aan de criteria van twee soorten officiële testen: Onderscheidbaarheid, Uniformiteit en Stabiliteit (DUS) voor alle soorten en VATE (Agronomische, Technologische en Milieuwaarde) voor landbouwgewassen. De DUS verifieert dat het ras zich onderscheidt van algemeen bekende rassen, uniform en stabiel is, d.w.z. dat het zijn fenotypische kenmerken van generatie op generatie behoudt. VATE verschaft essentiële informatie over de agronomische en kwaliteitskenmerken van het ras.

Om een lokaal, traditioneel of boerenras te registreren in het SQD Boeny Register, moeten verschillende stappen worden doorlopen, volgens het handboek voor rasregistratie. Het rassenregister dat gebruikt wordt in het SQD-systeem bevat de lijst van zaden en zaailingen van rassen die geproduceerd mogen worden onder het certificeringssysteem in de Boeny-regio en op de markt gebracht mogen worden binnen de regio en, indien toegestaan door het SOC, nationaal.

  • Nauwe samenwerking tussen het FOFIFA-onderzoekscentrum en het SOC om de DUS- en VATE-tests uit te voeren.
  • Gebruik maken van de agro-ecologische diversiteit van de regio Boeny, in het bijzonder de baiboho toposequentie, om de tests te versnellen door twee teeltseizoenen per jaar te telen.
  • Boeren betrekken bij de karakterisering en homogenisering van rassen.
  • De rassenregistratie is een lange en kritieke fase die een rigoureuze planning en effectieve coördinatie tussen de verschillende spelers vereist.
  • DUS- en VATE-tests moeten afzonderlijk worden geanalyseerd, maar tegelijkertijd worden uitgevoerd om de tijd te optimaliseren.
  • Regelmatige communicatie van de resultaten aan de CRCIV-besluitvormers is cruciaal om de transparantie en efficiëntie van het proces te waarborgen.
Ontwikkeling en validatie van SQD-zaadproductienormen

De normen voor zaadproductie in de SQD-certificering zijn een van de specifieke kenmerken van het systeem en de belangrijkste reden waarom het is ingevoerd. In feite zijn de SQD-normen flexibeler en houden ze specifiek rekening met de lokale context waarin het zaad geproduceerd wordt. In het geval van de regio Boeny hebben de basisnormen voor de productie van gecertificeerd SQD-zaad voornamelijk betrekking op :

  • Teeltregels: oorsprong van het ouderzaad; ruimtelijke isolatie van het teeltveld van ongewenst stuifmeel; vorige teelt; mogelijke gewasassociatie; fytosanitaire toestand van planten in zaadvermeerderingsvelden.
  • Veldcontroles: het aantal veldcontroles moet worden uitgevoerd in de periode van de teeltkalender waarin de onderscheidende kenmerken van de rassen het gemakkelijkst op te merken zijn; ruimtelijke isolatie van het teeltveld; temporele isolatie door spreiding van de bloeidagen als ruimtelijke isolatie niet mogelijk is; raszuiverheid, d.w.z. de uniformiteit van de raseigenschappen van de gewassen op het veld.
  • Technologische standaarden gecontroleerd in het laboratorium om zaadkwaliteit te garanderen: maximaal zaadwatergehalte; specifieke zuiverheid; raszuiverheid; kiemkracht; aantal generaties.
  • Partijcontroles in opslagplaatsen en de maximale hoeveelheid van een partij zaad.
  • Toezicht door de officiële controle- en certificeringsdienst (SOC) om de geloofwaardigheid van de normen te garanderen.
  • De actieve deelname van regionale belanghebbenden, in het bijzonder het Regionale Departement van Landbouw en Veeteelt (DRAE), FOFIFA, boerenorganisaties en het Regionale Raadgevende Comité voor de Registratie van Variëteiten (CRCIV).
  • Het aanpassen van de normen om rekening te houden met de lokale realiteit en de beperkingen van producenten.
  • Het valideren van normen vereist een participatief proces waarbij verschillende belanghebbenden betrokken zijn om ervoor te zorgen dat ze worden geaccepteerd en toegepast.
  • Het valideren van standaarden via een gestructureerd proces van groepswerk, gevolgd door plenaire feedback, is effectief gebleken om een sterke consensus over de resultaten te garanderen.
  • Een evenwichtige vertegenwoordiging van agro-ecologische zones is essentieel voor een brede acceptatie.
  • Het expliciet rekening houden met agro-ecologische zones was essentieel om de representativiteit, geloofwaardigheid en operationele relevantie van de aangenomen normen te garanderen.
6. Intern leen- en ondersteuningssysteem

De coöperatie verstrekt leningen aan de leden ter ondersteuning van nieuwe inkomensgenererende ideeën en noodbehoeften. Dit interne ondersteuningssysteem bevordert solidariteit en economische innovatie binnen de gemeenschap.