Veldonderzoek en gebruikersinzichten: Over toegang tot menstruatieproducten en hun voorkeuren in Nepal

Deze bouwsteen beschrijft de bevindingen en methodologie van een landelijk veldonderzoek dat in 2022 werd uitgevoerd en dat als basis diende voor het Sparśa Pad-project. Het onderzoek onderzocht het gebruik van menstruatieproducten, de toegang daartoe, stigmatisering en gebruikersvoorkeuren onder 820 Nepalese vrouwen en tienermeisjes in 14 districten verspreid over alle zeven provincies.

Het team maakte gebruik van gestructureerde persoonlijke interviews en gebruikte ethisch goedgekeurde vragenlijsten die werden afgenomen door vrouwelijke onderzoeksassistenten die cultureel geworteld waren. Deze methode zorgde voor vertrouwen, contextgevoeligheid en nauwkeurige gegevensverzameling in diverse gemeenschappen. De interviewers werden getraind in ethische protocollen en werkten in hun eigen of nabijgelegen gemeenschappen, waardoor de verstandhouding werd versterkt en hun begrip van lokale normen, machtsverhoudingen en talen werd verbeterd.

De belangrijkste bevindingen toonden een grote afhankelijkheid van wegwerpkompressen (75,7%) en voortdurend gebruik van doekjes (44,4%), waarbij de productvoorkeuren sterk werden bepaald door inkomen, opleiding en geografie. Respondenten gaven de voorkeur aan absorptie, zachtheid en grootte van menstruatieproducten. Hoewel 59% niet bekend was met de term "biologisch afbreekbaar", gaven degenen die het wel begrepen een sterke voorkeur aan voor composteerbare opties, meer dan 90%. Belangrijk is dat 73% van de deelnemers ten minste één menstruatiebeperking naleefde, maar dat 57% hier een positief gevoel over had en deze als traditie beschouwde in plaats van als puur discriminerend.

Deze bevindingen vormden de basis voor het ontwerp van de composteerbare maandverbanden van Sparśa, de protocollen voor gebruikerstests en de ontwikkeling van gerichte bewustmakingscampagnes. De begeleidende link en PDF's bevatten een collegiaal getoetst onderzoeksartikel dat mede is geschreven door het team en onder toezicht stond van de Universidade Fernando Pessoa (Porto, Portugal), evenals formulieren voor geïnformeerde toestemming, een verklaring van vertrouwelijkheid en een onderzoeksvragenlijst. Deze documenten zijn bedoeld als naslagwerk voor mensen uit de praktijk of voor replicatiedoeleinden.

Waarom dit nuttig is voor anderen:

Voor Nepalese organisaties en lokale overheden:

  • Het onderzoek biedt representatieve nationale gegevens voor informatie over productontwerp, prijsstrategieën en voorlichtingscampagnes.
  • Het onthult regionale, etnische en generatieverschillen in attitudes die essentieel zijn voor lokale interventieplanning.
  • De vragenlijst is beschikbaar in het Nepalees en kan worden aangepast voor schoolonderzoeken, gemeentelijke evaluaties of NGO-projecten.

Voor internationale actoren:

  • Het onderzoek demonstreert een herhaalbare, ethische veldmethodologie die kwalitatieve inzichten in evenwicht brengt met statistisch relevante steekproeven.
  • Het biedt een sjabloon voor het uitvoeren van cultureel gevoelig onderzoek in diverse omgevingen met lage inkomens.
  • De belangrijkste inzichten kunnen als leidraad dienen voor soortgelijke interventies op het gebied van productontwikkeling, gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering wereldwijd.

Instructies voor mensen uit de praktijk:

  • Gebruik de bijgevoegde PDF's als sjablonen voor het uitvoeren van uw eigen basisonderzoek.
  • Pas de vragen aan aan de culturele en productcontext van uw regio.
  • Gebruik de bevindingen om veelvoorkomende valkuilen te vermijden, zoals het overschatten van de bekendheid van biologisch afbreekbare producten of het onderschatten van positieve meningen over beperkingen.
  • Gebruik de structuur om mee te werken aan het ontwerp van producten en testinstrumenten die de behoeften van de eindgebruiker echt weerspiegelen.
  • Langdurige betrokkenheid van NIDISI, een NGO met operationele aanwezigheid in Nepal, maakte op vertrouwen gebaseerde toegang tot diverse gemeenschappen in het hele land mogelijk.
  • Samenwerkingsverbanden met lokale NGO's in regio's waar NIDISI niet direct actief is, waren essentieel om het geografische bereik te vergroten. In Humla, een van de meest afgelegen districten van Nepal, werd het hele onderzoeksproces uitgevoerd door een vertrouwde partnerorganisatie.
  • Netwerken voorafgaand aan het onderzoek en overleg met belanghebbenden hielpen NIDISI om de onderzoeksinstrumenten te verfijnen, aan te passen aan de lokale realiteit en af te stemmen op de verwachtingen van de gemeenschappen en lokale actoren.
  • Onderzoeksassistenten waren vrouwelijke leden van de gemeenschap die werden geselecteerd via de bestaande basisnetwerken van NIDISI en aanbevelingen van NGO-partners, zodat culturele gevoeligheid, taalvaardigheid en lokale acceptatie gewaarborgd waren.
  • Het veldonderzoek was gebaseerd op ethisch goedgekeurde, vooraf geteste vragenlijsten, waarbij de interviews in meerdere lokale talen werden afgenomen om inclusiviteit en duidelijkheid te garanderen.
  • De interviews werden persoonlijk en van deur tot deur afgenomen, waarbij vertrouwen en het comfort van de deelnemers op cultureel geschikte manieren voorop stonden.
  • Het onderzoek omvatte een demografisch diverse steekproef die verschillende etnische, educatieve, religieuze en economische groepen vertegenwoordigde, waardoor de representativiteit en herhaalbaarheid van de bevindingen werd versterkt.
  • Academische samenwerking met de Universidade Fernando Pessoa (Portugal), waar het onderzoek deel uitmaakte van een masterscriptie van een lid van het NIDISI-team, waardoor methodologische nauwkeurigheid en collegiaal getoetst toezicht gewaarborgd waren.
  • Taal- en cultuurbarrières kunnen de nauwkeurigheid van de gegevens in gevaar brengen; het werken met lokale vrouwelijke begeleiders uit dezelfde gemeenschappen was essentieel om begrip, vertrouwen en openheid te garanderen.
  • Sociale wenselijkheidsbias beperkte de eerlijkheid van sommige antwoorden over menstruatiestigma. Dit werd verminderd door de interviews privé en individueel af te nemen, vooral bij het bespreken van taboes of productgebruik.
  • De combinatie van kwantitatieve enquêtes met kwalitatieve methoden (open vragen, observaties, citaten van respondenten) verrijkte de dataset en leverde zowel meetbare als narratieve inzichten op.
  • Flexibiliteit in de logistiek was cruciaal. Reisproblemen, seizoensgebonden factoren en de beschikbaarheid van deelnemers - vooral in landelijke en afgelegen gebieden - vereisten flexibele tijdschema's en noodplannen.
  • Het respecteren van lokale gebruiken en religieuze normen tijdens het onderzoeksproces was van vitaal belang voor ethische betrokkenheid en acceptatie van het project op de lange termijn.
  • Het grondig trainen van onderzoeksassistenten, niet alleen op het gebied van instrumenten, maar ook op het ethisch omgaan met gevoelige onderwerpen, verbeterde de betrouwbaarheid en consistentie van de verzamelde gegevens aanzienlijk.
  • Sommige gemeenschappen associeerden het onderwerp menstruatie aanvankelijk met schaamte of ongemak, en betrokkenheid vooraf via vertrouwde lokale NGO's hielp bij het opbouwen van het vertrouwen dat nodig was voor deelname.
  • Het testen van de vragenlijst bij wijze van proef bracht taalkundige onduidelijkheden en cultureel ongepaste formuleringen aan het licht, die werden gecorrigeerd voordat de vragenlijst volledig werd gebruikt - deze stap bleek onmisbaar.
  • Afgelegen districten zoals Humla vereisten een alternatief model: volledig vertrouwen op lokale NGO-partners voor het verzamelen van gegevens bleek zowel effectief als noodzakelijk voor het bereiken van moeilijk bereikbare bevolkingsgroepen zonder een grote budgettaire last.
  • Vermoeidheid van de deelnemers beïnvloedde soms de kwaliteit van de antwoorden in langere interviews; het verminderen van het aantal vragen en het verbeteren van de doorstroming zou de betrokkenheid van de deelnemers aanzienlijk verbeteren.
  • Betrokkenheid bij jongere respondenten, vooral adolescenten, vereiste andere communicatiestrategieën en uitlegniveaus dan bij oudere volwassenen. Leeftijdsbewuste aanpassing verbeterde zowel de deelname als de diepte van de gegevens.
  • Documentatie en gegevensorganisatie tijdens het veldwerk (bijv. dagelijkse debriefings, notities maken, fotodocumentatie, beveiligde back-ups) was essentieel voor het behoud van de gegevenskwaliteit en om vervolganalyse mogelijk te maken.
Waardetoevoeging door de creatie van producten op basis van bijen met behulp van lokaal beschikbare materialen

De tweede fase van de bijenteelttraining, die in Kwale werd gegeven, richtte zich op de behandeling na de oogst en de waardetoevoeging van bijenkorfproducten. De training was bedoeld als vervolg op de Training of Trainers (ToT) om de technische vaardigheden aan te vullen die tijdens de eerste fase waren verworven. Onder de deelnemers bevonden zich bijentrainers en geselecteerde groepsleden die honing uit hun bijenkasten hadden geoogst. De training behandelde de juiste oogsttechnieken, hygiëne en methoden voor het verwerken van ruwe honing en bijproducten van de bijenkorf, zoals bijenwas en propolis. Tijdens de praktijksessies konden de deelnemers een aantal verkoopbare producten maken, waaronder kaarsen van bijenwas, bodycrème, lippenbalsem, lotion, brandzalf en hoestsiroop. Lokaal beschikbare materialen zoals kokosschillen, bamboe en gerecycled glas werden gebruikt voor de verpakking en het productontwerp. De training legde de nadruk op productkwaliteit, houdbaarheid en branding om de verkoopbaarheid te verbeteren. Deze fase stimuleerde ook innovatie en uitwisseling, omdat deelnemers ideeën uitwisselden voor het gebruik van bijenproducten in traditionele medicijnen of persoonlijke verzorging. De waardetoevoegingscomponent versterkt het inkomenspotentieel voor bijenhouders en ondersteunt de bredere doelstelling om duurzame, met de mangrove verenigbare middelen van bestaan te creëren.

De deelnemers hadden al praktische ervaring opgedaan tijdens de eerste trainingsfase en waren gemotiveerd om hun kennis uit te breiden. De beschikbaarheid van geoogste honing uit eerder geïnstalleerde bijenkasten maakte het mogelijk om direct praktijkervaring op te doen. Trainers brachten ervaring in productformulering en verpakking met gebruik van lokale materialen. Steun van lokale organisaties en verzamelpunten creëerde mogelijkheden voor toekomstige verkoop. De belangstelling van de gemeenschap voor natuurlijke producten hielp om waardetoevoeging te positioneren als een levensvatbare inkomstenstroom.

Veel deelnemers hadden geen voorkennis van het verwerken van bijenkorfproducten en waardeerden de praktische aanpak. Het demonstreren van productopties met toegevoegde waarde zorgde voor meer zelfvertrouwen en motivatie, vooral bij vrouwelijke deelnemers. Het gebruik van vertrouwde, lokale materialen voor de verpakking hielp de kosten te verlagen en verhoogde de relevantie voor producenten op het platteland. Intercollegiaal leren, zoals benadrukt in de Training of Trainers aanpak, bleek effectief, aangezien sommige deelnemers al begonnen met het begeleiden van anderen op het gebied van waardetoevoeging nog voordat er formele aggregatiemodellen bestonden. Deelnemers slechts één keer trainen is niet voldoende; opfrisbijeenkomsten en voortdurende ondersteuning zijn essentieel om de productkwaliteit en marktgereedheid te verbeteren. In het algemeen stimuleerde het koppelen van productie aan waardetoevoeging een sterker eigenaarschap van de bijenkasten en een langdurige betrokkenheid bij de bijenteelt.

Opleiding van trainers in duurzame bijenteeltpraktijken

Imkers in zowel Kwale als Mkinga hadden beperkte kennis van verbeterd bijenvolkbeheer en kampten met lage opbrengsten, slecht gebruik van apparatuur en een gebrek aan vertrouwen in de basispraktijken van de bijenteelt. Om dit probleem aan te pakken, verzorgde het project een uitgebreid trainingsprogramma voor opleiders over duurzame bijenteeltpraktijken. Onder de deelnemers bevonden zich geselecteerde imkers, vrouwen en jongeren, evenals veehouders. De training richtte zich op belangrijke onderwerpen zoals bijenbiologie en ecologie, de selectie van bijenstallen, koloniebeheer en -vermeerdering, de bestrijding van plagen en ziekten, bestuivingsdiensten, bijenteeltapparatuur, het bijhouden van registers en de invloed van pesticiden op bijen. Ook bijenkastproducten en lopend onderzoek in de sector kwamen aan bod. De nadruk werd gelegd op praktijkgericht leren om ervoor te zorgen dat de deelnemers de kennis onmiddellijk en met vertrouwen konden toepassen. De betrokkenheid van voorlichters verbeterde de institutionele capaciteit om imkers ook na het project te ondersteunen. Van de opgeleide personen werd verwacht dat ze hun kennis zouden doorgeven en anderen in hun gemeenschap zouden begeleiden, wat zou bijdragen aan een bredere toepassing van verbeterde praktijken en de duurzaamheid op lange termijn van de bijenteelt als een op de natuur gebaseerd middel van bestaan in mangrovegebieden.

  • Actieve betrokkenheid en steun van de lokale overheid en gemeenschapsgroepen. De betrokkenheid van veehouders vergrootte het institutionele eigenaarschap en de aanwezigheid van overvloedig voer en water maakte technische verbeteringen direct effectief.
  • Beschikbaarheid van geschikte bijenstallen voor praktijkdemonstraties. Praktijkgerichte trainingsaanpak was de sleutel
  • Gebruik van toegankelijk trainingsmateriaal en uitleg in de lokale taal om het begrip te vergroten.

Zonder praktische training hadden veel groepen moeite met het basisbeheer van de bijenkasten, oogsttechnieken en het herkennen van rijpe honing. Dit leidde tot lage opbrengsten, het verdwijnen van kolonies en zelfs bederf van de geoogste honing. Het ToT-model maakte het mogelijk om lokale kennis te delen, maar begeleiding is essentieel om het geleerde te versterken en lacunes in de vaardigheden te voorkomen. Het bleek nuttig om overheidsfunctionarissen bij de training te betrekken, omdat het hielp om de kloof tussen producenten en ondersteunende diensten te overbruggen. In sommige gevallen beschikten de ambtenaren van de veehouderij niet over demonstratiemateriaal en hadden ze geen voorafgaande opleiding in het beheer van bijenkorven gekregen, waardoor hun mogelijkheden om gemeenschappen te ondersteunen beperkt waren. Trainingen moeten niet alleen demonstraties geven, maar ook oefenen met echte bijenkasten. In de toekomst moeten ToT's altijd opfriscursussen en begeleiding krijgen om permanente ondersteuning te kunnen bieden aan hun gemeenschappen.

Opleiding tot timmerman voor verbeterde bijenkorven

Zowel in Kwale (Kenia) als in Mkinga (Tanzania) waren lokaal geproduceerde bijenkorven vaak ondermaats en droegen bij aan een slechte bezetting van de kolonies en een lage honingopbrengst. Het project reageerde hierop door timmerwerkplaatsen te identificeren en geselecteerde timmerlieden te trainen in de productie van verbeterde Kenya Top Bar Hives (KTBH) en andere gestandaardiseerde modellen. In Kwale waren twee werkplaatsen (Lunga Lunga en Tiwi) het doelwit, waarbij Lunga Lunga al bijenkasten op schaal produceerde, maar die technisch verbeterd moesten worden. In Mkinga vond de training plaats in Tanga City. Tijdens de training werd de nadruk gelegd op de juiste afmetingen van de bijenkasten, geschikte materialen en de basisbiologie van bijen om ervoor te zorgen dat de timmerlieden de functionaliteit van elk ontwerpkenmerk begrepen. Na de training gingen de werkplaatsen door met het produceren van bijenkasten om aan de lokale vraag te voldoen, zodat de leden van de gemeenschap bijenkasten konden kopen in plaats van afhankelijk te zijn van donaties. Dit hielp bij het opbouwen van lokaal eigenaarschap en ondersteunde een duurzaam model voor de levering van bijenkasten dat ook na het project zou kunnen worden toegepast. Deze interventie legde ook de basis voor extra steun aan imkers, die nu in hun regio toegang hadden tot betere apparatuur.

Bestaande timmerwerkplaatsen in Kwale en Tanga hadden ervaring met de productie van bijenkasten en stonden open voor het verbeteren van hun vaardigheden. De lokale vraag naar bijenkasten nam toe naarmate de bijenteelttraining zich uitbreidde. Het project had toegang tot technische experts die de training konden begeleiden en de inbreng van bijenhouders en ervaren imkers zorgde voor praktische relevantie. De training profiteerde ook van een duidelijk gat in de markt: vóór deze interventie waren standaardbijenkasten niet beschikbaar of onbetaalbaar.

  • Geschoolde lokale timmerlieden beschikbaar binnen de gemeenschap.
  • Beschikbaarheid van geschikte lokale materialen voor de bouw van bijenkasten.
  • Duidelijke richtlijnen en standaardspecificaties van de trainers, direct gekoppeld aan bijenbiologie.

Plaatselijke timmerlieden wilden graag meewerken en konden grote orders verwerken, maar begrepen de belangrijkste ontwerpkenmerken niet zonder speciale training. De inhoud van de training moet verder gaan dan houtbewerking en ook bijenbiologie omvatten om ervoor te zorgen dat de bijenkasten goed werken en gemakkelijk te inspecteren zijn. De productie van bijenkasten die niet aan de normen voldoen, leidt tot een slechte bezetting en een verminderd vertrouwen in de bijenteelt als middel van bestaan. Een voortdurende kwaliteitscontrole blijft een uitdaging en moet worden aangepakt door middel van follow-up ondersteuning. Het model werkt het best wanneer de timmerlieden op de lokale markten actief zijn en rechtstreeks contact hebben met de imkers. Door timmerlieden op te leiden, verschuift de lokale economie van donatiegedreven modellen naar gemeenschapsgericht ondernemerschap. Een gedeeld begrip tussen imkers, voorlichters en timmerlieden helpt voorkomen dat het ontwerp van de bijenkasten en de managementpraktijken niet op elkaar zijn afgestemd. Het succes van deze aanpak laat zien dat ondersteuning van actoren in de waardeketen de resultaten voor eindgebruikers kan verbeteren.

Analyse van de mangrovehoningwaardeketen

Het project voerde een diepgaande analyse uit van de waardeketen van mangrovehoning in Kwale (Kenia) en Mkinga (Tanzania) om strategische interventies te begeleiden die het behoud en lokale bestaansmiddelen ondersteunen. Met behulp van de ValueLinks-methodologie werden de actoren en stromen in de keten in kaart gebracht, waaronder imkers, leveranciers van inputs, timmerwerkplaatsen, voorlichtingsdiensten, handelaren en consumenten. De belangrijkste uitdagingen die werden geïdentificeerd waren onder meer ondermaatse bijenkastuitrusting, lage productie, gebrek aan opleiding en zwakke marktkoppelingen. De meeste honing wordt lokaal verkocht met minimale toegevoegde waarde. Uit de analyse bleek dat mangrovehoning een ecologisch nicheproduct kan worden. Aanbevelingen waren onder andere het opleiden van imkers en timmerlieden, het bevorderen van individueel eigendom van bijenkasten, het opzetten van honingverzamelcentra en het verbeteren van de markttoegang. Deze analyse zorgde ervoor dat de projectinterventies direct gericht waren op de realiteit in het veld en legde de basis voor de capaciteitsopbouw en het marketingwerk dat daarop volgde.

De aanwezigheid van actieve technische partners zoals WWF, WCS, IUCN, CORDIO en Mwambao creëerde een sterk ondersteunend netwerk dat gunstig was voor de analyse. Lokale timmerlieden en leveranciers van inputs in zowel Kwale als Tanga produceerden al bijenkasten, wat een praktisch startpunt vormde. Imkers en overheidsfunctionarissen leverden productiegegevens en openhartige inzichten tijdens veldbezoeken en interviews, en het gebruik van de ValueLinks-methodologie hielp bij het structureren van het in kaart brengen van het proces.

  • Deelname en input van de belangrijkste belanghebbenden, waaronder imkers, overheidsfunctionarissen en NGO's.
  • Bestaande gegevens en lokale kennis van eerdere bijenteeltinitiatieven.
  • Duidelijke methodologie (gestandaardiseerde vragenlijsten, semi-gestructureerde interviews, veldwaarnemingen) voor een consistente en controleerbare gegevensverzameling.

Door vroeg in het project een waardeketenanalyse uit te voeren, konden de interventies beter worden afgestemd op de werkelijke behoeften. De uitdagingen van de imkers, zoals de slechte kwaliteit van de bijenkasten, de lage productie en de ontoereikende opleiding, konden met gerichte steun worden aangepakt. Groepsbijenstallen waren vaak ineffectief, waardoor het bevorderen van individueel eigenaarschap de resultaten verbeterde. De vraag naar mangrovehoning biedt mogelijkheden voor branding en het genereren van inkomen, maar vereist investeringen in kwaliteitscontrole en aggregatie. Het in kaart brengen van de keten bracht ook hiaten in de waardetoevoeging aan het licht en benadrukte het belang van training en mentorschap, met name door middel van een Training of Trainers aanpak.

Een groep plaatselijke imkers verzamelt zich buiten tijdens een bijentraining om de bijen tot rust te brengen voordat ze de bijenkasten inspecteren.
Analyse van de mangrovehoningwaardeketen
Opleiding tot timmerman voor verbeterde bijenkorven
Opleiding van trainers in duurzame bijenteeltpraktijken
Waardetoevoeging door de creatie van producten op basis van bijen met behulp van lokaal beschikbare materialen
Versterking van lokale gemeenschapsstructuren om de effectiviteit en capaciteiten van lokale actoren die deel uitmaken van een waardeketen voor traditionele medicijnen te verbeteren.

Hoewel de oprichting van lokale verenigingen een gebruikelijke aanpak van GIZ is om lokale stemmen te versterken en de handel in grondstoffen en producten te ondersteunen, vereist het zorgvuldige coördinatie met regionale autoriteiten en een duidelijk stapsgewijs proces. In het noordoosten van Ivoorkust werd, voordat lokale gemeenschappen werden betrokken, een bijeenkomst gehouden met prefecten, subprefecten, politieke vertegenwoordigers en leden van een bestaande succesvolle vereniging van beoefenaars van traditionele medicijnen. De vereniging vertelde waarom ze was opgericht en wat ze had bereikt, wat leidde tot acceptatie en steun van de lokale autoriteiten.

In de tweede stap werden beoefenaars van traditionele geneeswijzen uit regionale dorpen bijeengebracht tijdens een workshop. De bestaande vereniging deelde opnieuw haar proces en resultaten en inspireerde andere beoefenaars. Er was echter sprake van spanningen tussen gevestigde beoefenaars en degenen met een andere aanpak die nog niet georganiseerd zijn. Er moest voor gezorgd worden dat het proces van associatievorming inclusief en evenwichtig bleef.

In de derde stap brachten de beoefenaars deze kennis terug naar hun gemeenschappen, waar ze de structuur van de vereniging en hun betrokkenheid met lokale besluitvormers bespraken. Het proces wordt ondersteund door een zusterproject van GIZ dat ter plaatse actief is.

Sleutelfactoren waren onder andere: het volgen van een duidelijke volgorde door eerst de autoriteiten te informeren om steun te krijgen; het benutten van bestaande contacten via een zusterproject van GIZ; het laten zien van een succesvolle vereniging om stappen en voordelen te demonstreren; het toepassen van een gevoelige, evenwichtige benadering tijdens workshops met verschillende traditionele medicijnbeoefenaars; en ervoor zorgen dat het proces werd teruggebracht naar de lokale gemeenschappen en hun besluitvormingsstructuren voordat verenigingen werden gevormd.

Een belangrijke les is dat weloverwogen buy-in en steun van lokale autoriteiten en politici essentieel is voordat er rechtstreeks contact wordt gezocht met beoefenaars van traditionele geneeswijzen. Dit wordt het best bereikt door een succesvolle bestaande vereniging en een zusterproject met gevestigde contacten met de autoriteiten erbij te betrekken.

Een andere les is dat niet alle beoefenaars volledig achter het idee van een gezamenlijke vereniging staan. Verschillen in methoden en niveaus van erkenning kunnen spanningen veroorzaken. Deze verschillen met gevoel aanpakken is cruciaal om percepties van uitsluiting te vermijden.

Tenslotte worden beslissingen genomen binnen lokale gemeenschapsstructuren, niet alleen door beoefenaars. De vorming van een bredere vereniging over de dorpen heen wordt zorgvuldig overwogen op gemeenschapsniveau. Een zusterproject van GIZ - of een andere vertrouwde lokale partner - die actief betrokken is op het terrein, is een groot voordeel bij het begeleiden en ondersteunen van dit proces.

Het ontwikkelen van een multistakeholderplatform om voortdurende vooruitgang en duurzame inzet te garanderen

Om de ontwikkeling van een waardeketen te bevorderen, werd een multistakeholderplatform (MSP) opgericht. Op het gebied van traditionele geneeskunde bestond het uit vertegenwoordigers van lokale gemeenschappen, traditionele beoefenaars en/of kleine ondernemingen, onderzoekers en nationale overheidsactoren.

De eerste bijeenkomst introduceerde de deelnemers, verduidelijkte hun rollen en bijdragen en bood ruimte om belangen, verwachtingen, behoeften en uitdagingen te bespreken. Het diende ook om strategische richtingen en een gedeelde visie voor het platform te definiëren.

In een tweede workshop werden belanghebbenden getraind door experts in de valorisatie van traditionele medicijnen - van plant tot product - waarbij duurzaam gebruik, markttoegang, toxiciteitstesten, kwaliteitsnormen en andere belangrijke stappen in het opbouwen van een levensvatbare waardeketen aan bod kwamen.

De derde MSP-bijeenkomst was gericht op het opbouwen van vertrouwen door middel van een intensieve dialoog en de ontwikkeling van een gezamenlijk actieplan en een schriftelijke overeenkomst waarin de rollen en verantwoordelijkheden van elke groep werden beschreven.

Het proces werd ondersteund door een onderzoek naar de beschikbaarheid en het duurzame gebruik van geselecteerde medicinale planten.

De gezamenlijke resultaten werden gepresenteerd aan het Ministerie van Milieu tijdens een publieksevenement met alle belanghebbenden, media, een minitentoonstelling, productdisplays en een korte video met feedback van de gemeenschap.

Belangrijke succesfactoren waren onder andere: een reeks interactieve workshops met voldoende tijd voor een diepgaande uitwisseling over rollen en verantwoordelijkheden; oogverblindende input van experts uit de lokale en West-Afrikaanse praktijk over alle vereisten om medicinale planten te valoriseren; een open en eerlijke dialoog die het vertrouwen bevordert; een evenement op hoog niveau om de resultaten te presenteren ten overstaan van de minister van Milieu en de TV; en het geduld en de toewijding van de moderatoren die ervoor zorgden dat alle stemmen werden gehoord en gerespecteerd.

Het opzetten van een multistakeholderproces, vooral een proces waarbij lokale gemeenschappen betrokken zijn, vereist tijd en goed gestructureerde, interactieve sessies. Continuïteit door middel van regelmatige workshops is essentieel. Moderatoren moeten zorgen voor voortdurende betrokkenheid, alle stemmen respecteren en elke bijdrage waarderen. Activiteiten zoals valorisatietrainingen, die nieuwe inzichten bieden, zijn van vitaal belang.

Gezamenlijke plannen en schriftelijke overeenkomsten zijn alleen mogelijk als er vertrouwen is opgebouwd. Dit vertrouwen vereist herhaalde, open en soms intense discussies. Het definiëren van rollen leidde bijvoorbeeld tot diepgaande uitwisselingen tussen gemeenschappen, traditionele genezers en onderzoekers. Toen gemeenschappen zich realiseerden dat ze een bijdrage moesten leveren en zelfs beschermde kennis moesten delen, moesten angsten worden uitgesproken - en sommige discussies duurden tot 22.30 uur.

De rol van de overheid bleef een twistpunt, omdat de nationale autoriteiten zichzelf niet als partners zagen, maar als besluitvormers vanwege hun financiële rol.