Modellering van ecosysteemdiensten met InVEST voor landschapsplanning
Kwaliteit habitat Pixcaya Pampumay
IUCN Guatemala Country Office
Habitat kwaliteit Balanya
IUCN Guatemala Country Office
Kwaliteit leefomgeving Quiejel
IUCN Guatemala Country Office
Bodemerosie Pixcaya Pampumay
IUCN Guatemala Country Office
Bodemerosie Balanya
IUCN Guatemala Country Office
Bodemerosie Quiejel
IUCN Guatemala Country Office
Om te begrijpen hoe verschillende vormen van landgebruik ecosysteemfuncties beïnvloeden, paste het project InVEST-modelleringsinstrumenten toe om koolstofopslag, sedimentretentie en habitatkwaliteit in drie microwaterschappen in kaart te brengen en te kwantificeren. Hierdoor konden het projectteam en lokale belanghebbenden het "wat" (de ecologische toestand van het landschap), het "waarom" (welk landgebruik meer voordelen bood) en het "hoe" (waar ingrepen nodig waren) bekijken. Er werd bijvoorbeeld vastgesteld dat bos- en struikgebieden aanzienlijk meer koolstof opslaan en erosie verminderen in vergelijking met graangewassen. Deze modellering hielp bij het prioriteren van gebieden voor herstel en agroforestry. De visuele resultaten en meetgegevens ondersteunden op feiten gebaseerde discussies met gemeenschappen en besluitvormers en integreerden ecologische wetenschap in de planning op stroomgebiedniveau.
Kleine boeren, met name inheemse families in de micro-waterscheidingen Quiejel, Balanyá en Pixcayá-Pampumay; nationale partners - het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Voedsel van Guatemala (MAGA) en het Nationaal Instituut voor Bossen (INAB); en de ecosystemen die zullen profiteren van verbeterd landbeheer.
Het zichtbaar maken van ecosysteemfuncties door middel van kaarten hielp om kenniskloven te overbruggen en vertrouwen op te bouwen. De technische complexiteit vereiste echter training en vertaling in toegankelijke formaten. In sommige gebieden ontbraken gedetailleerde gegevens, zodat lokale waarnemingen essentieel waren voor modelvalidatie. De combinatie van modellering met participatieve methoden maakte de bevindingen relevanter en beter bruikbaar voor acties.
Modellering van ecosysteemdiensten met InVEST voor landschapsplanning
Beleidsafstemming met PINPEP en PROBOSQUE voor stimuleringsmaatregelen voor kleine boeren
Participatieve planning en integratie van inheemse kennis
Monitoren en evalueren van trainingseffecten
Om de langetermijneffectiviteit van training te meten, zijn monitoring- en evaluatieprocessen (M&E) essentieel. Naast het verzamelen van directe feedback van deelnemers, omvat een holistische aanpak het beoordelen van de toepassing van geleerde praktijken in de loop van de tijd.
In plaats van alleen het aantal getrainde deelnemers te tellen, verschuift de aandacht naar het meten van de kwalitatieve impact van de training. Dit omvat het evalueren van hoe de verworven kennis zich vertaalt in tastbare resultaten zoals verhoogde productiviteit, verbeterd beheer van hulpbronnen en verbeterde bestaansmiddelen. Door deze resultaten systematisch bij te houden, kan de effectiviteit van het trainingsprogramma voortdurend worden beoordeeld en verbeterd.
Enquêtes die direct na de training worden gehouden, leggen de eerste reacties van de deelnemers vast, terwijl periodieke follow-ups inzicht geven in de mate van adoptie en aanpassing van de werkwijzen.
Veldbezoeken helpen trainers ook bij het identificeren van belemmeringen voor adoptie, zoals beperkte middelen of contextuele uitdagingen, die vervolgens gebruikt kunnen worden voor toekomstige herzieningen van het trainingsmateriaal. Dit zorgt ervoor dat de training dynamisch blijft en inspeelt op de veranderende behoeften van boeren.
Feedback loops spelen een waardevolle rol in het evaluatieproces, terwijl periodieke follow-ups inzicht geven in de mate waarin praktijken worden overgenomen en aangepast. Gegevens over de adoptiegraad van specifieke technieken - zoals verbeterd waterbeheer of duurzame voederpraktijken - kunnen bijvoorbeeld dienen als indicator voor het succes van de training.
Testen en feedback verwerken en voortdurend herzien
Proeftesten van het trainingsmateriaal is een belangrijke stap in het verfijnen en verbeteren van de inhoud op basis van feedback uit de praktijk van verschillende belanghebbenden, met name cursisten en trainers. Dit proces wordt versterkt door praktische methoden zoals veldbezoeken en demonstraties, waarbij trainers specifieke technieken laten zien. Cursisten worden vervolgens aangemoedigd om deze methoden in levensechte scenario's toe te passen, zodat trainers de toepasbaarheid en relevantie van de trainingsinhoud kunnen beoordelen.
Door middel van testtrainingen kunnen noodzakelijke aanpassingen en uitdagingen worden geïdentificeerd, aangevuld met anekdotische inzichten en directe feedback van boeren. Deze iteratieve aanpak zorgt ervoor dat de materialen praktisch en relevant blijven voor de lokale omstandigheden, nieuwe kennis bevatten en zich aanpassen aan de veranderende milieu- en marktdynamiek.
Belangrijk is dat het verzamelen van feedback idealiter een volledige kweekcyclus omvat, met inbegrip van belangrijke fasen zoals het voorbereiden van de vijver, het vullen, voeden en oogsten. Dit stelt trainers in staat om uitdagingen te identificeren en de training dienovereenkomstig aan te passen.
Aan het einde van pilotsessies moeten deelnemers nadenken over hun ervaringen door belangrijke vragen te beantwoorden zoals "Wat ging er goed?" en "Wat kan er verbeterd worden?". Dit proces versterkt de inhoud en verbetert de methoden. Het resultaat is dat het materiaal beter aansluit bij de werkelijke behoeften van de doelgroep.
Dankzij dit uitgebreide tijdsbestek konden de trainers gedetailleerde inzichten verzamelen in de uitdagingen waarmee de boeren werden geconfronteerd en de training hierop aanpassen.
Mobilisatie van de gemeenschap: gezamenlijk leren en directe uitwisseling tussen boeren en met de PR
GIZ
Om de toekomst van het PR-systeem op lange termijn te garanderen, is het essentieel om de institutionele erkenning en integratie ervan in het nationale landbouwbeleid te verzekeren. Dit vereist de invoering van een nationaal referentiekader voor opleiding en een certificatiesysteem voor personen met beperkte mobiliteit. Deze normen definiëren de vaardigheden en leermodules die nodig zijn om PR's op te leiden, waarbij zowel technische aspecten (agro-ecologie, bodembescherming) als didactische vaardigheden (leiderschap, kennisoverdracht) aan bod komen. Certificering, die momenteel wordt ontwikkeld, zal PR's toegang geven tot financiering en hun geloofwaardigheid bij landbouwinstellingen en partners versterken. Tegelijkertijd zijn er financieringsmechanismen opgezet om de PR's te ondersteunen en hun empowerment te waarborgen. Deze mechanismen omvatten
Het Regionale Landbouwontwikkelingsfonds, dat de diensten van gecertificeerde PR's subsidieert.
Inkomstengenererende activiteiten (IGA's), die PR's in staat stellen om landbouwdiensten te ontwikkelen (zaadverkoop, compostproductie) om hun economische levensvatbaarheid te garanderen.
Partnerschappen met boerenorganisaties om PR's te integreren in lokale landbouwondersteuningsstructuren.
De invoering van een certificeringsproces, getest in twee proefgebieden, garandeert de officiële erkenning van de PR's en hun integratie in landbouwsystemen.
De ontwikkeling van inkomstengenererende activiteiten (IGA's) stelt de PR's in staat om diensten aan te bieden die gekoppeld zijn aan lokale inputs, waardoor hun financiële autonomie wordt versterkt.
Toegang tot financieringsmechanismen, met name via het regionale landbouwontwikkelingsfonds, ondersteunt gecertificeerde PR's door hun diensten en initiatieven te subsidiëren.
Een nationaal referentiekader en een certificeringsproces versterken de legitimiteit en doeltreffendheid van de RP's. Deze instrumenten zorgen voor officiële erkenning en vergemakkelijken hun opname in financieringsprogramma's en lokale partnerschappen.
Steun voor het creëren van inkomstengenererende activiteiten is cruciaal om het engagement van de PR's op lange termijn te verzekeren. Mogelijkheden zoals de levering van inputs stellen de PR's in staat om hun verantwoordelijkheden te verzoenen met directe financiële voordelen.
Samenwerking met lokale belanghebbenden is essentieel om de duurzaamheid van het model na afloop van de programma's te behouden. Deze partnerschappen zorgen voor een soepele overgang en continuïteit van de diensten.
Een gezamenlijke en participatieve aanpak staat centraal bij de ontwikkeling van trainingsmateriaal. Om de relevantie, uitvoerbaarheid en eigen inbreng te garanderen, wordt er meestal een taskforce gevormd met vertegenwoordigers van ministeries, de academische wereld, viskwekers, actoren uit de waardeketen en onderzoekers. Er wordt gebruik gemaakt van iteratieve processen, validatieworkshops en overleg met belanghebbenden om het materiaal te verfijnen en ervoor te zorgen dat het de lokale behoeften weerspiegelt.
Training moet niet alleen gericht zijn op het 'hoe' maar ook op het 'waarom'. Door de beweegredenen achter specifieke praktijken uit te leggen, zoals het verminderen van milieueffecten of het bevorderen van voedselzekerheid, krijgen boeren een beter begrip en worden ze in staat gesteld om weloverwogen beslissingen te nemen die in lijn zijn met duurzaamheidsdoelen. Dit gaat verder dan het simpelweg opvolgen van instructies; het stimuleert kritisch denken en probleemoplossend vermogen.
Om veerkrachtige en bloeiende ondernemingen op te bouwen, moet de training ook elementen bevatten zoals bedrijfseducatie, innovaties in de waardeketen en het gebruik van gedecentraliseerde hernieuwbare energietechnologieën. Deze onderdelen stellen viskwekers in staat om hun financiële kennis te vergroten, in te spelen op uitdagingen van de markt en het milieu, en innovatieve oplossingen te implementeren voor een hogere productiviteit en duurzaamheid.
Indien nodig kunnen consultants worden ingeschakeld om de resultaten te harmoniseren en het proces te versnellen, maar een verscheidenheid aan relevante belanghebbenden van de sector en de waardeketen moet altijd worden betrokken bij het beoordelen van de inhoud.
Materialen moeten nauw worden afgestemd op de behoeften en prioriteiten van lokale instellingen en samen worden geïntegreerd in nationale curricula en technische opleidingsinstituten, waarbij zowel relevantie als lokaal eigenaarschap worden gewaarborgd.
In India werden voor de ontwikkeling van trainingsmateriaal voor aquacultuur meerdere workshops gehouden en werd feedback gegeven door lokale viskwekers, overheidsinstanties, NGO's en onderzoekers. Dit samenwerkingsproces was van vitaal belang voor het creëren van modulaire trainingssessies die geschikt waren voor de seizoensgebonden beperkingen van de visteelt, met name voor vrouwen en kleinschalige kwekers. Het materiaal werd voortdurend getest en herzien om de relevantie ervan te garanderen. Het werd geschreven in de lokale taal en op maat gemaakt voor leren in het veld zonder dat er technologie aan te pas kwam. Deze inclusieve aanpak zorgde ervoor dat de boeren eigenaar werden van de inhoud van de training en garandeerde de effectiviteit ervan op de lange termijn.
Beoordeling van behoeften en gap-analyse om inhoud en vorm van de training te bepalen
De eerste stap is het uitvoeren van een grondige behoeftenbeoordeling en kloofanalyse door ervaren technische teamleden van het project en partners. Dit proces omvat het screenen van bestaand materiaal, overleg met belanghebbenden en actoren in de viswaardeketen en het identificeren van hiaten in kennis en praktijk. Er kan een veldonderzoek worden uitgevoerd om gegevens te verzamelen over de behoeften van de begunstigden en de noodzakelijke randvoorwaarden voor training, bijv. beschikbaarheid van technologie, trainingsduur en -intervallen.
Basisfactoren voor de beoordelingen zijn onder andere een vakkundig technisch team en effectieve samenwerking tussen partners. Ze moeten toegang hebben tot bestaande materialen om een goed geïnformeerde screening te garanderen. Participatieve veldonderzoeken die rekening houden met gender, jeugd en gemarginaliseerde groepen helpen om de behoeften nauwkeurig te identificeren. Financiële middelen en logistieke ondersteuning maken een grondige gegevensverzameling en -analyse mogelijk.
De belangrijkste onderwerpen van de verschillende trainingsprogramma's en de gebruikte formats kunnen sterk verschillen. Bijvoorbeeld, terwijl de beoordeling van de behoeften in Zambia hiaten in bestaande handleidingen voor aquacultuurtraining aan het licht bracht die konden worden aangepakt door middel van praktijkgerichte training, leidde het onderzoek in Oeganda tot de ontwikkeling van een visserijbedrijf. In Mauritanië wees de identificatie van zwakke punten op de behoefte aan hygiëne- en kwaliteitstraining in de viswaardeketen. Als reactie op klimaatrisico's erkende het project in Malawi het belang van intermitterende oogstmethoden en ontwikkelde het een handleiding voor visvallen.
Training van zaadvermeerderingsboeren in het SQD-systeem
Praktische training en simulatie van de controle van rijstzaadproductie in het veld
GIZ
Toen deze aanpak werd opgezet, werkten we samen met het Ministerie van Landbouw om boeren die lid waren van partnergroepen op te leiden om hun zaadinrichtingen goed te keuren. Onder het nieuwe certificeringssysteem kan de goedkeuring van een zaadbedrijf parallel aan de zaadcertificering worden uitgevoerd. De normen die in dit systeem worden toegepast verschillen van de normen die in de conventionele zaadproductie worden gebruikt. De training is bedoeld om deze verschillen te verduidelijken en de voordelen van het nieuwe productiekader te benadrukken. Het vindt plaats gedurende vier opeenvolgende dagen, waarvan drie dagen klassikaal en een halve dag gewijd aan praktisch werk in het veld. De cursussen worden uitsluitend gegeven door specialisten en gekwalificeerde technici. Het belangrijkste doel is om boeren te trainen in aspecten met betrekking tot zaadproductie, inspectie, certificering en marketing. De praktische training vond plaats bij een boer die deelneemt aan het programma. De deelnemers kregen een simulatie te zien van het principe van veldkeuringen.
De inzet van de SOC en lokale NGO's om trainingen te organiseren die zijn aangepast aan de realiteit van de producenten.
Een combinatie van theoretische en praktische sessies, met demonstraties op het veld.
De betrokkenheid van landbouwers en landbouwtechnici om een duurzame overdracht van vaardigheden te garanderen.
Gezamenlijke training van technici en boerenvermeerderaars, waaronder geleidelijk ook relaisboeren, heeft geleid tot een betere kennisdeling en effectieve verspreiding van technische vaardigheden.
Voortdurende technische ondersteuning, waaronder de juiste keuze van percelen, het schoonmaken van velden, het bepalen van de optimale oogstperiode en rigoureus beheer van de stadia na de oogst, levert een belangrijke bijdrage aan de uiteindelijke kwaliteit van gecertificeerd zaad.
Regelmatige capaciteitsopbouw in de productie van gecertificeerd zaad (rijst, maïs, groenten, droge granen) onder de conventionele en SQD-certificeringssystemen is essentieel voor het succes van het proces.
Registratie van een lokaal ras in het SQD Boeny Register
Te volgen stappen bij het registreren van een lokaal ras op lijst B van het SQD-register
GIZ
Elk nieuw ras kan alleen in de handel worden gebracht als het is geregistreerd in de officiële catalogus of in het register van zaden van gedeclareerde kwaliteit. Om deze registratie te verkrijgen, moet het ras voldoen aan de criteria van twee soorten officiële testen: Onderscheidbaarheid, Uniformiteit en Stabiliteit (DUS) voor alle soorten en VATE (Agronomische, Technologische en Milieuwaarde) voor landbouwgewassen. De DUS verifieert dat het ras zich onderscheidt van algemeen bekende rassen, uniform en stabiel is, d.w.z. dat het zijn fenotypische kenmerken van generatie op generatie behoudt. VATE verschaft essentiële informatie over de agronomische en kwaliteitskenmerken van het ras.
Om een lokaal, traditioneel of boerenras te registreren in het SQD Boeny Register, moeten verschillende stappen worden doorlopen, volgens het handboek voor rasregistratie. Het rassenregister dat gebruikt wordt in het SQD-systeem bevat de lijst van zaden en zaailingen van rassen die geproduceerd mogen worden onder het certificeringssysteem in de Boeny-regio en op de markt gebracht mogen worden binnen de regio en, indien toegestaan door het SOC, nationaal.
Nauwe samenwerking tussen het FOFIFA-onderzoekscentrum en het SOC om de DUS- en VATE-tests uit te voeren.
Gebruik maken van de agro-ecologische diversiteit van de regio Boeny, in het bijzonder de baiboho toposequentie, om de tests te versnellen door twee teeltseizoenen per jaar te telen.
Boeren betrekken bij de karakterisering en homogenisering van rassen.
De rassenregistratie is een lange en kritieke fase die een rigoureuze planning en effectieve coördinatie tussen de verschillende spelers vereist.
DUS- en VATE-tests moeten afzonderlijk worden geanalyseerd, maar tegelijkertijd worden uitgevoerd om de tijd te optimaliseren.
Regelmatige communicatie van de resultaten aan de CRCIV-besluitvormers is cruciaal om de transparantie en efficiëntie van het proces te waarborgen.