Wereldwijd vertoont de visconsumptie sterke regionale verschillen. In 2009 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse visconsumptie per hoofd van de bevolking in Afrika bijvoorbeeld 9 kg, terwijl dit in Azië bijna 21 kg per persoon bedroeg. Op elk continent hebben kleine eilandstaten in ontwikkeling of kustlanden hogere consumptiecijfers dan hun niet aan zee grenzende tegenhangers. Naast deze verschillen voorspelt het FAO-rapport "State of World Fisheries and Aquaculture" van 2022 dat deze regionale onevenwichtigheden in de toekomst zullen toenemen, terwijl de visconsumptie in Afrika naar verwachting verder zal afnemen.
Deze observaties komen overeen met de bevindingen van de basisonderzoeken van GP Fish, waaruit bleek dat de mediane jaarlijkse visconsumptie per hoofd van de bevolking 0,9 kg was in Malawi (2018), 1,1 kg in Madagaskar (2018), 1,8 kg in Zambia (2021), maar 24,4 kg in Cambodja (2022). Deze consumptiepatronen weerspiegelen de situatie van de plattelandsbevolking, die doorgaans een lager inkomen heeft dan het nationale gemiddelde. Gezien de aanbevolen gemiddelde jaarlijkse visconsumptie van 10 kg per persoon, zijn deze bevindingen zorgwekkend.
Gezien het belang van vis als eiwit- en voedingsbron voor plattelandshuishoudens is het belangrijk om een beter inzicht te krijgen in visconsumptiepatronen en hun impact op de voedsel- en voedingszekerheid. In Malawi, Madagaskar, Zambia en Cambodja werken het GP Vis en het Global Programme Food and Nutrition Security, Enhanced Resilience (GP Voedsel- en Voedingszekerheid) samen om de voedselzekerheid te verbeteren. Terwijl de gegevens van GP Fish gericht zijn op de productie van vis en de consumptie van vis door consumenten, geven de gegevens van GP Food and Nutrition Security informatie over de consumptie van verschillende eiwitbronnen aan de hand van de Individual Dietary Diversity Score (IDDS). Het GP Voedsel- en Voedingszekerheid verzamelde gegevens van vrouwen in de vruchtbare leeftijd die in plattelandsgezinnen met een laag inkomen leven, zonder zich te richten op mensen die betrokken zijn bij de visserij- en aquacultuursector, en de enquêtes bevatten vragen om de status van de voedselzekerheid van een huishouden te bepalen. Door gebruik te maken van de uitgebreide dataset kon de huidige rol van vis in vergelijking met andere dierlijke en plantaardige eiwitbronnen worden beoordeeld, zonder de vertekening van een verhoogde visconsumptie onder huishoudens die betrokken zijn bij visproductie. Aangezien de gegevensverzameling gebaseerd was op 24-uurs recalls, contextualiseert de tabel in de bijlage de datum van de enquête met seizoensgebonden gevolgen voor de beschikbaarheid van vis (visverbod, oogstseizoenen), wat aangeeft dat de resultaten als representatief kunnen worden beschouwd.
De frequentie van de consumptie van verschillende eiwitbronnen gedurende de afgelopen 24 uur, uitgesplitst naar voedselzekerheidstatus, wordt weergegeven in Figuur 3. De eiwitbronnen in de voeding omvatten vis en zeevruchten, peulvruchten (bonen, erwten, linzen), vlees en gevogelte, eieren, en melk en zuivelproducten. De percentages geven aan hoeveel van de respondenten een bepaalde eiwitbron hebben geconsumeerd (bijv. 19% van de voedselonzekere vrouwen in Madagaskar heeft de afgelopen 24 uur vis en zeevruchten geconsumeerd). De totale hoogte van de kolom geeft de geaggregeerde frequentie van eiwitconsumptie door respondenten voor elk land aan. De laagste frequentie van eiwitconsumptie in de afgelopen 24 uur voor respondenten met voedselonzekerheid werd gevonden in Madagaskar en de hoogste in Cambodja.
Figuur 3 laat verschillende interessante trends zien:
1. Over het algemeen is vis momenteel de meest geconsumeerde eiwitbron in bijna alle landen. Het belang van vis als eiwitbron kan worden verklaard door het feit dat vis vaak betaalbaarder, toegankelijker en cultureel geprefereerd is in vergelijking met andere dierlijke of plantaardige eiwitbronnen.
2. Respondenten met voedselzekerheid consumeren over het algemeen niet vaker vis in vergelijking met respondenten met voedselonzekerheid. Dit wijst erop dat vis een bron van eiwitten en voedingsstoffen is die ook toegankelijk is voor de meest kwetsbaren, namelijk de voedselonzekere bevolking.
3. De resultaten tonen regionale verschillen in de frequentie van eiwitconsumptie tussen Afrikaanse landen en Cambodja: in Madagaskar, Malawi en Zambia heeft tussen 19 - 56% van de respondenten met voedselonzekerheid en 38 -39% van de respondenten met voedselzekerheid de afgelopen 24 uur vis geconsumeerd, terwijl in Cambodja meer dan 80% van de respondenten de afgelopen 24 uur vis heeft geconsumeerd, onafhankelijk van de voedselzekerheidstatus. Deze resultaten komen overeen met de overvloed aan vis in Cambodja, terwijl de toegang tot vis in Afrikaanse landen vaak beperkt is door seizoensgebondenheid en de afstand tot waterlichamen.
Naast de verschillen tussen landen illustreert figuur 4 grote verschillen in consumptiepatronen binnen één land. In Zambia werd in het GP Voedsel- en voedingszekerheid vastgesteld dat 68,3% (voedselonzeker) en 88,5% (voedselzeker) van de ondervraagde vrouwen in de afgelopen 24 uur vis had gegeten, terwijl dit in de oostelijke provincie respectievelijk slechts 16,5% en 23,2% was. Dit komt overeen met de resultaten van het GP Fish-onderzoek, waaruit bleek dat de mediane jaarlijkse visconsumptie in de provincie Luapula 2,2 kg en 5,2 kg per hoofd van de bevolking bedroeg, terwijl de visconsumptie in de oostelijke provincie slechts 0,9 kg bedroeg voor de respondenten met voedselonzekerheid en 2 kg per jaar voor de respondenten met voedselzekerheid. Deze resultaten suggereren dat het Chambeshi/Luapula riviersysteem en de daarmee verbonden wetlands in de provincie Luapula vis toegankelijker maken dan in de eerder droge oostelijke provincie. Voor het succes van nieuwe interventies op het gebied van voedsel- en voedingszekerheid met betrekking tot visproductie en -consumptie, zijn de lokale omstandigheden en culturele context belangrijke factoren om rekening mee te houden tijdens het planningsproces.